juli 2020

Een bouwwerk als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder a Wabo moet in volle omvang worden beoordeeld (Raad van State 31 oktober 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BY1719)

Bij het bepalen of sprake is van een ‘bouwwerk’ als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder a Wabo zijn de begripsbepalingen in een bestemmingsplan niet van belang (Raad van State 5 december 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3952)

Voor het begrip ‘bouwwerk’ als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder a Wabo is aansluiting gezocht bij het begrip uit de Modelbouwverordening van de VNG (Raad van State 13 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:398)

Inpandige bouwactiviteiten vallen ook onder ‘bouwen’ als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder a Wabo (Raad van State 5 november 2014, ECLI:NL:RVS:2014:3977)

Artikel 2.1 lid 1 onder a Wabo ziet op het verbod (i) tot het bouwen in afwijking van een omgevingsvergunning voor bouwen en (ii) om zonder omgevingsvergunning voor bouwen te gaan bouwen (Raad van State 23 november 2016, ECLI:NL:RVS:2016:3116)

Een (mogelijke) waardestijging van een woning die tot plattelandswoning als bedoeld in artikel 1.1a Wabo wordt bestemd/vergund, is geen evidente privaatrechtelijke belemmering die aan de uitvoering van het ruimtelijke besluit in de weg staat (Raad van State 31 augustus 2016,

Als een voormalige agrarische bedrijfswoning als bedoeld in artikel 1.1a Wabo door een derde mag worden bewoond, dan moet worden getoetst aan de geldende luchtkwaliteitseisen (Raad van State 4 februari 2015, ECLI:NL:RVS:2015:236)

Een woning kan op grond van artikel 1.1a Wabo in twee situaties – met het oog op bewoning door een derde – als plattelandswoning worden bestemd: (i) als een bedrijfswoning feitelijk nog als bedrijfswoning wordt gebruikt en (ii) als een

Het begrip ‘inrichting’ als bedoeld in artikel 1.1 lid 1 Wabo is niet gelijk aan het begrip ‘inrichting’ in de Wet milieubeheer (Raad van State 22 februari 2017, ECLI:NL:RVS:2017:465)

Bij het bouwen als bedoeld in artikel 1.1 lid 1 Wabo spelen aard en hoedanigheid van de omgeving waarin de werkzaamheden worden verricht geen rol (Raad van State 13 mei 1996, ECLI:NL:RVS:1996:AE9810)