Artikel 3.2.3 Bro
Persoonsgebonden overgangsrecht als bedoeld in artikel 3.2.3 Bro kan uitsluitend aan natuurlijke personen worden toegekend (Raad van State 17 september 2014, ECLI:NL:RVS:2014:3390)
Gepubliceerd door Rechtspraak bestuursrecht op
Persoonsgebonden overgangsrecht als bedoeld in artikel 3.2.3 Bro kan uitsluitend aan natuurlijke personen worden toegekend (Raad van State 17 september 2014, ECLI:NL:RVS:2014:3390)
Bij de beoordeling van de gevolgen van een project moet eerst worden bezien of op grond van objectieve gegevens kan worden uitgesloten dat het project op zich zelf (inclusief standaardonderdelen in het ontwerp van het nieuwe project, maar zonder daarbij de vergunde situatie of andere mitigerende maatregelen te betrekken), of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen heeft voor Natura 2000-gebieden (omgevingsvergunning Natura 2000-activiteit ex artikel 5.1 lid 1 onder e Omgevingswet). Indien significante gevolgen niet op voorhand kunnen worden uitgesloten, ontstaat een vergunningplicht ex artikel 5.1 lid 1 onder e Ow en zal een passende beoordeling – in overeenstemming met artikel 16.53c Omgevingswet en artikel 8.74b Besluit kwaliteit leefomgeving – moeten worden gemaakt waaruit de zekerheid wordt verkregen dat het project de natuurlijke kenmerken van het Natura 2000-gebied niet zal aantasten (Raad van State 18 december 2024, ECLI:NL:RVS:2024:4923)
Als in de begripsbepalingen van een bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro geen definitie is opgenomen van het begrip “bestaande oppervlak”, wordt hieronder verstaan het feitelijk bestaande oppervlak (zowel het bestaande illegale als legale oppervlak) (Raad van State 7 augustus 2024, ECLI:NL:RVS:2024:3223)
Bij een besluit tot wijziging van het omgevingsplan (met het oog op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties) heeft het bevoegd gezag beleidsruimte en moet het de betrokken belangen afwegen. De Raad van State oordeelt niet zelf of met het besluit tot wijziging van het omgevingsplan sprake is van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties, de Raad van State beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot wijziging van het omgevingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het besluit onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen (artikel 2.4 Omgevingswet) (Raad van State 18 december 2024, ECLI:NL:RVS:2024:5222)