Bij de vaststelling van een bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro moet rekening worden gehouden met bestaande particuliere initiatieven, voor zover deze voldoende concreet en tijdig kenbaar zijn (Raad van State 28 december 2016, ECLI:NL:RVS:2016:3499)

Bij de vaststelling van een bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro moet rekening worden gehouden met bestaande particuliere initiatieven, voor zover deze voldoende concreet en tijdig kenbaar zijn (Raad van State 28 december 2016, ECLI:NL:RVS:2016:3499)
Bij de vaststelling van een bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro moet in beginsel de bestaande bouwhoogte worden aangehouden, een lagere bouwhoogte is in beginsel niet toegestaan (Raad van State 9 december 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3746)
Aan een verleende omgevingsvergunning moet in het kader van een bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro rekening worden gehouden, maar deze vergunning geeft echter geen automatische aanspraak op een overeenkomstige positieve bestemming in een bestemmingsplan (Raad van State 30 september 2015,
De gemeenteraad heeft een ruime beoordelingsvrijheid bij het bepalen van de grenzen van een bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro, mits geen sprake is van strijd met een goede ruimtelijke ordening of het recht (Raad van State 18 mei 2011,
De gemeenteraad is niet verplicht de richtafstanden uit de VNG-brochure Bedrijven en milieuzonering te hanteren bij de vaststelling van het bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro, hier kan gemotiveerd van worden afgeweken (Raad van State 22 maart 2017, ECLI:NL:RVS:2017:766)
De richtafstanden uit de VNG-brochure Bedrijven en milieuzonering kunnen een indicatie vormen of in het kader van een bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro sprake is van een goede ruimtelijke ordening, maar er zal altijd een separate afweging door de gemeenteraad
De grens van de ‘bebouwde kom’ wordt bij gebreke van een definitie van dit begrip in het bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro bepaald door de aard van de omgeving (Raad van State 27 januari 2016, ECLI:NL:RVS:2016:149)
Een aanlegverbod (tenzij vergunning) voor de bescherming van archeologische waarden kan ofwel in een bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro ofwel in een erfgoedverordening worden opgenomen (Raad van State 24 januari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:209)
Bij de vaststelling van een bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro moet rekening worden gehouden met de archeologische monumenten, maar het feitelijke onderzoek kan worden doorgeschoven naar de uitvoeringsfase als door technische beperkingen ten tijde van vaststelling van het bestemmingsplan geen
Als sprake is van een Natura 2000-gebied, moet in een bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro worden uitgegaan van de feitelijke en planologisch toegestane situatie voorafgaand aan de vaststelling van het plan of – in andere bewoordingen – de planologisch legale