Artikel 3.1.6 Bro

  • Een bestemmingsplan alsmede een ontwerp hiervoor gaan vergezeld van een toelichting, waarin zijn neergelegd:
    • a. een verantwoording van de in het plan gemaakte keuze van bestemmingen;
    • b. een beschrijving van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding;
    • c. de uitkomsten van het in artikel 3.1.1 bedoelde overleg;
    • d. de uitkomsten van het met toepassing van artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht verrichte onderzoek;
    • e. een beschrijving van de wijze waarop burgers en maatschappelijke organisaties bij de voorbereiding van het bestemmingsplan zijn betrokken;
    • f. de inzichten over de uitvoerbaarheid van het plan.
  • De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
  • Indien in een bestemmingsplan als bedoeld in het tweede lid toepassing is gegeven aan artikel 3.6, eerste lid, onder a of b, van de wet kan bij dat bestemmingsplan worden bepaald dat de beschrijving van de behoefte aan een nieuwe stedelijke ontwikkeling en een motivering als bedoeld in het tweede lid eerst wordt opgenomen in de toelichting bij het wijzigings- of het uitwerkingsplan als bedoeld in dat artikel.
  • Een onderzoek naar de behoefte als bedoeld in het tweede lid, heeft, in het geval dat een bestemmingsplan als bedoeld in het tweede lid ziet op de vestiging van een dienst als bedoeld in artikel 1 van de Dienstenwet en dit onderzoek betrekking heeft op de economische behoefte, de marktvraag of de beoordeling van de mogelijke of actuele economische gevolgen van die vestiging, slechts tot doel na te gaan of de vestiging van een dienst in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening.
  • Voor zover bij de voorbereiding van het bestemmingsplan geen milieueffectrapport als bedoeld in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer wordt opgesteld, waarin de hierna volgende onderdelen zijn beschreven, worden in de toelichting ten minste neergelegd:
    • a. een beschrijving van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden;
    • b. voor zover nodig een beschrijving van de wijze waarop rekening is gehouden met overige waarden van de in het plan begrepen gronden en de verhouding tot het aangrenzende gebied;
    • c. een beschrijving van de wijze waarop krachtens hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer vastgestelde milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken.

Rechtspraak artikel 3.1.6 Bro (plantoelichting (ontwerp)bestemmingsplan)

Artikel 3.1.6 lid 1 Bro (toelichting (ontwerp)bestemmingsplan)
In het kader van de watertoets als bedoeld in artikel 3.1.6 lid 1 sub b Bro (plantoelichting bestemmingsplan) kan het opnemen van (flexibiliteits)bepalingen in een bestemmingsplan inzake het toegelaten gebruik ter hoogte van waterlopen en oppervlaktewaterlichamen noodzakelijk zijnRaad van State 12 februari 2014, ECLI:NL:RVS:2014:466
De inzichten in de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.1.6 lid 1 sub f Bro (plantoelichting bestemmingsplan) beoogd de bij het daadwerkelijk realiseren van de bestemming betrokken belangen (o.a. van grondeigenaren en grondgebruikers in de directe omgeving) te beschermenRaad van State 6 mei 2015, ECLI:NL:RVS:2015:1433
Artikel 3.1.6 lid 2 Bro (laddertoets)
Op grond van artikel 3.1.6 lid 2 Bro mag in de plantoelichting uitsluitend de uitkomst van de beoordeling van de (actuele regionale) behoefte worden vermeld, met verwijzing naar een woonvisie voor de onderbouwing van deze uitkomstRaad van State 29 april 2015, ECLI:NL:RVS:2015:1340
Een planologische functiewijziging zonder uitbreiding van de bebouwde oppervlakte is in beginsel geen nieuwe stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 3.1.6 lid 2 Bro, tenzij de functiewijziging van zodanige aard en omvang is dat hier wel sprake van isRaad van State 5 augustus 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2517
Een windmolenpark is geen stedelijke ontwikkeling en dus ook geen nieuwe stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 3.1.6 lid 2 BroRaad van State 16 maart 2016, ECLI:NL:RVS:2016:709
De afwezigheid van verhuisbereidheid van bedrijven en/of ondernemers kan niet worden meegenomen in de vraag of sprake is van een actuele (regionale) behoeftes bedoeld in artikel 3.1.6 lid 2 BroRaad van State 14 september 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2449
Een onbenutte wijzigingsbevoegdheid wordt niet bij de harde plancapaciteit als bedoeld in artikel 3.1.6 lid 2 Bro meegerekendRaad van State 14 februari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:522
Artikel 3.1.6 lid 2 Bro is niet van toepassing op stedelijke ontwikkelingen die geheel conserverend zijn en die enkel bedoeld zijn als borging van een aanvaardbaar woon-, leef- en/of ondernemersklimaatRaad van State 6 augustus 2014, ECLI:NL:RVS:2014:2929
Voorzieningen voor energieopwekking en -distributie zijn geen nieuwe stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 3.1.6 lid 2 BroRaad van State 28 juni 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1724
Een motorcrossterrein is geen nieuwe stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 3.1.6 lid 2 BroRaad van State 15 december 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2839
Een zonnepark is geen nieuwe stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 3.1.6 lid 2 Bro Raad van State 23 januari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:178
Artikel 3.1.6 lid 2 Bro schrijft geen vooraf bepaald resultaat voor, omdat het optimale resultaat moet worden beoordeeld door het bevoegd gezag dat de regionale en lokale omstandigheden kent en de verantwoordelijkheid draagt voor de ruimtelijke afweging met betrekking tot die ontwikkelingRaad van State 28 september 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2579
Bij het opnemen van fexibiliteitsbepalingen in een bestemmingsplan (wijzigingsbevoegdheid, uitwerkingsplichten of binnenlandse ontheffingen) moet op grond van artikel 3.1.6 lid 2 Bro – indien geen toepassing wordt gegeven aan artikel 3.1.6 lid 3 Bro – reeds bij het opnemen van deze bepalingen inzichtelijk worden gemaakt of sprake is van een een (regionale) behoefte binnen de planperiode en of de ontwikkeling is overeenstemming is met de overige eisen van artikel 3.1.6 lid 2 BroRaad van State 10 juni 2015, ECLI:NL:RVS:2015:1797
Een hotel is een andere stedelijke voorziening als bedoeld in artikel 1.1.1 lid 1 sub i BroRaad van State 30 juli 2014, ECLI:NL:RVS:2014:2838
Een zorgvoorziening is een andere stedelijke voorziening als bedoeld in artikel 1.1.1 lid 1 sub i BroRaad van State 6 mei 2015, ECLI:NL:RVS:2015:1400
Een ziekenhuis is een andere stedelijke voorziening als bedoeld in artikel 1.1.1 lid 1 sub i BroRaad van State 30 juli 2014, ECLI:NL:RVS:2014:2838
Een long stay parkeerplaats is een andere stedelijke voorziening als bedoeld in artikel 1.1.1 lid 1 sub i BroRaad van State 2 juni 2014, ECLI:NL:RVS:2014:2143
Een recreatiepark is een andere stedelijke voorziening als bedoeld in artikel 1.1.1 lid 1 sub i BroRaad van State 23 december 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3931
Een mestvergistingsinstallatie is in beginsel een andere stedelijke voorziening als bedoeld in artikel 1.1.1 lid 1 sub i BroRaad van State 16 maart 2016, ECLI:NL:RVS:2016:734
Een weg is geen stedelijke voorziening als bedoeld in artikel 1.1.1 lid 1 sub i BroRaad van State 18 februari 2015, ECLI:NL:RVS:2015:448
Een busbaan is geen stedelijke voorziening als bedoeld in artikel 1.1.1 lid 1 sub i BroRaad van State 16 september 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2929
Een hoogspanningsverbinding is geen stedelijke voorziening als bedoeld in artikel 1.1.1 lid 1 sub i BroRaad van State 24 februari 2016, ECLI:NL:RVS:2016:465
Een windturbinepark is geen stedelijke voorziening als bedoeld in artikel 1.1.1 lid 1 sub i BroRaad van State 16 maart 2016, ECLI:NL:RVS:2016:709
Gronden waaraan een agrarische bestemming is toegekend zijn geen stedelijke voorzieningen als bedoeld in artikel 1.1.1 lid 1 sub i BroRaad van State 25 mei 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1438
Een transformatorstation is geen stedelijke voorziening als bedoeld in artikel 1.1.1 lid 1 sub i BroRaad van State 26 april 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1123
Een kampeerterrein voor uitsluitend tenten, tentwagens, kampeerauto’s en caravans is geen stedelijke voorziening als bedoeld in artikel 1.1.1 lid 1 sub i BroRaad van State 5 april 2017, ECLI:NL:RVS:2017:943
Een parkeerterrein waarvan de behoefte afhankelijk is van de aanwezigheid van een bestaande voorziening is geen stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1.1 lid 1 sub i BroRaad van State 5 april 2017, ECLI:NL:RVS:2017:943
Of sprake is van bestaand stedelijk gebied als bedoeld in artikel 1.1.1 lid h Bro moet worden beoordeeld aan de hand van de vraag of het voorgaande bestemmingsplan binnen het gebied reeds een stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca mogelijk maakt, of het gebied op grond van het voorgaande plan kan worden beschouwd als bij een bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur Raad van State 20 mei 2015, ECLI:NL:RVS:2015:1581
Bij de vraag of sprake is van bestaand stedelijk gebied als bedoeld in artikel 1.1.1 lid h Bro is niet van belang of de bebouwing waarin het voorgaande bestemmingsplan voorzag ten tijde van vaststelling van het nieuwe plan nog niet is gerealiseerdRaad van State 24 december 2014, ECLI:NL:RVS:2014:4654
Artikel 8:69a van de Awb niet in de weg aan een vernietiging van het bestreden besluit wegens strijd met artikel 3.1.6 lid 2 Bro, wanneer het belang waarin appellant bescherming zoekt is gelegen in het voorkomen van negatieve gevolgen voor diens woon- en leefklimaat Raad van State 19 februari 2014, ECLI:NL:RVS:2014:570
Een concurrent die belanghebbende is omdat zijn/haar onderneming werkzaam is in hetzelfde marktsegment en verzorgingsgebied en wiens belang uitsluitend is gelegen in het concurrentiebelang moet op grond van artikel 8:69a Awb feiten en omstandigheden naar voren brengen waaruit blijkt dat de nieuwe stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 3.1.6 lid 2 Bro zal leiden tot relevante leegstand. Beëindiging van de eigen bedrijfsactiviteiten is hiervoor onvoldoende, tenzij het bedrijfsgebouw dermate bijzondere bouwkundige dan wel locatie-specifieke eigenschappen heeft, dat andersoortig gebruik – al dan niet door transformatie – niet of onder zeer bezwarende omstandigheden tot de mogelijkheden behoort. Ook is sprake van relevante leegstand indien omliggende panden in de directe omgeving van de de concurrent leeg komen te staan.Raad van State 7 oktober 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3106
Van een duurzame ontwrichting van het voorzieningenniveau als bedoeld in artikel 3.1.6 lid 2 Bro is sprake als bewoners niet meer op een aanvaardbare afstand van hun woonplaats kunnen voorzien in hun eerste levensbehoefte (o.a. supermarkt)Raad van State 18 september 2013, ECLI:NL:RVS:2013:1192
Overzichtsuitspraak artikel 3.1.6 lid 2 BroRaad van State 28 juni 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1724
Artikel 3.1.6 lid 5 Bro (archeologische waarden)
De onderzoeksplicht naar cultuurhistorische waarden als bedoeld in artikel 3.1.6 lid 5 Bro (plantoelichting bestemmingsplan) kan niet worden beperkt tot delen van een plangebied of tot die objecten die mogelijkerwijs als gemeentelijk monument worden aangewezenRaad van State 8 november 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2993

Artikel 3.1.6 Bro plantoelichting bestemmingsplan
error: Het kopiëren van deze pagina is helaas niet toegestaan.