Artikel 3.2.2 Bro
Behoudens voor zover uit de Richtlijnen 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van een bestemmingsplan bestaand gebruik, worden in een bestemmingsplan de volgende regels van overgangsrecht ten aanzien van gebruik opgenomen:
Overgangsrecht gebruik
- 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Rechtspraak artikel 3.2.2 Bro (gebruiksovergangsrecht)
Artikel 3.2.2 aanhef Bro | |
Op grond van artikel 3.2.2 Bro kan bij de inperking van het gebruiksovergangsrecht vanwege de Vogel- en de Habitatrichtlijn een overgangstermijn in de planregels worden opgenomen | Raad van State 1 februari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:428 |
Artikel 3.2.2 lid 1 Bro | |
Het niet of niet juist overnemen van de tekst van artikel 3.2.2 Bro (gebruiksovergangsrecht) in een bestemmingsplan is in strijd met artikel 3.2.2 Bro en artikel 3:2 Awb | Raad van State 12 oktober 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2714 |
Jaarlijks terugkerend gebruik valt ook onder het toepassingsbereik van het gebruiksovergangsrecht als bedoeld in artikel 3.2.2 Bro | Raad van State 26 maart 1999, ECLI:NL:RVS:1999:BL2239 |
Degene die een beroep doet op het gebruiksovergangsrecht als bedoeld in artikel 3.2.2 Bro moet aannemelijk maken dat (i) het met het bestemmingsplan strijdige gebruik op de peildatum bestond, (ii) dit gebruik daarna ononderbroken is voortgezet en (iii) het gebruik niet is vergroot | Raad van State 26 oktober 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2797 |
Om aanspraak te kunnen maken op het gebruiksovergangsrecht als bedoeld in artikel 3.2.2 Bro moet voldoende inzicht worden geboden in de aard en de intensiteit van het gebruik op de peildatum | Raad van State 26 oktober 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2797 |
Het voor een tweede maal onder het gebruiksovergangsrecht ex artikel 3.2.2 Bro brengen van een bepaald gebruik is uitsluitend toegestaan indien aannemelijk is dat dit gebruik binnen de planperiode van het opvolgende bestemmingsplan zal worden gestaakt | Raad van State 7 november 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BY2518 |
Als uit stukken voorafgaand of na de peildatum van het gebruiksovergangsrecht ex artikel 3.2.2 Bro blijkt dat het gebruik voorafgaand aan de peildatum plaatsvond en daarna ononderbroken is voortgezet en niet is vergroot, dan kan dit gebruik onder het gebruiksovergangsrecht vallen | Raad van State 17 augustus 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BR5162 |
Gebruik dat jaarlijks gedurende een bepaalde periode van het jaar plaatsvindt kan onder het gebruiksovergangsrecht als bedoeld in artikel 3.2.2 Bro vallen | Raad van State 26 maart 1999, ECLI:NL:RVS:1999:BL2239 Raad van State 24 januari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:210 |
Gebruik dat onder het vorige bestemmingsplan was toegestaan op grond van een omgevingsvergunning ter afwijking van het bestemmingsplan (ex artikel 2.1 lid 1 onder c Wabo) valt onder het gebruiksovergangsrecht van het nieuwe bestemmingsplan (ex artikel 3.2.2 Bro), voor zover dit gebruik conform de vergunning wordt uitgeoefend en dit gebruik bestond op het tijdstip van de inwerkingtreding van het nieuwe bestemmingsplan | Raad van State 25 januari 2017, ECLI:NL:RVS:2017:184 |
Gebruik dat onder het vorige bestemmingsplan was toegestaan op grond van een omgevingsvergunning ter afwijking van het bestemmingsplan (ex artikel 2.1 lid 1 onder c Wabo) valt niet onder het gebruiksovergangsrecht van het nieuwe bestemmingsplan (ex artikel 3.2.2 Bro), voor zover dit gebruik niet bestaat op het tijdstip van de inwerkingtreding van het nieuwe bestemmingsplan | Raad van State 14 juni 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1541 |
Als er onduidelijkheid bestaat over de vraag welke peildatum of peildata gehanteerd moet(en) worden in het kader van een beroep op het gebruiksovergangsrecht ex artikel 3.2.2 Bro, dan is het aan het College van B&W om duidelijk te maken welke peildatum of peildata in dat concrete geval geld(t)(en) | Raad van State 24 oktober 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3047 |
Een omgevingsvergunning (bouwen en/of strijdig gebruik met het bestemmingsplan) die vóór inwerkingtreding van een nieuw bestemmingsplan is verleend, geeft geen zelfstandige toestemming om – bij strijd met het nieuwe plan – van het nieuwe plan af te wijken. Dat gebruik kan wel – onder omstandigheden – onder het overgangsrecht (artikel 3.2.2 Bro) van het nieuwe plan vallen | Raad van State 7 december 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3623 |
Gebruik dat onder het overgangsrecht ex artikel 3.2.2 Bro valt is niet in strijd met het bestemmingsplan en voor dit gebruik is dus geen omgevingsvergunning ter afwijking van het bestemmingsplan vereist. De aanvraag om een dergelijke omgevingsvergunning moet niet worden geweigerd vanwege inhoudelijke gronden, maar worden afgewezen met de motivering dat deze voor het gebruik niet is vereist | Raad van State 17 januari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:146 |
Een aanvraag omgevingsvergunning voor legalisatie van gebruik dat onder het overgangsrecht (ex artikel 3.2.2 Bro) valt, kan op inhoudelijke (beleids)gronden worden geweigerd/verleend. Het verkrijgen van rechtszekerheid voor of financiële belangen van de aanvrager spelen bij deze afweging weliswaar een rol, maar hoeven niet doorslaggevend te zijn | Raad van State 15 februari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:607 |
Tijdelijk vergund gebruik dat onder het vorige bestemmingsplan was toegestaan op grond van een omgevingsvergunning ter afwijking van het toen geldende bestemmingsplan (ex artikel 2.1 lid 1 onder c Wabo) valt – na afloop van de vergunning – niet onder het gebruiksovergangsrecht van het nieuwe bestemmingsplan (ex artikel 3.2.2 Bro), ook niet als dit gebruik ten tijde van inwerkingtreding van het nieuwe plan overeenkomstig de (tijdelijke) vergunning aanwezig was | Raad van State 31 mei 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2090 |
Hoewel aan een gebruiksrecht dat is ontstaan door een vergunning voor bouwen geen zelfstandige betekenis toekomt na inwerkingtreding van een nieuw planologisch regime, mag dit bij een continue gebruik wel worden voortgezet onder het gebruiksovergangsrecht ex artikel 3.2.2 Bro | Raad van State 3 april 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1386 |
Artikel 3.2.2 lid 2 Bro | |
Bij een wijziging van de aard van het gebruik zoals bedoeld artikel 3.2.2 lid 2 Bro moet worden beoordeeld of sprake is van een wijziging van het gebruik in planologisch relevante zin | Raad van State 20 augustus 2003, ECLI:NL:RVS:2003:AI1275 |
Van een wijziging van de omvang van het gebruik zoals bedoeld artikel 3.2.2 lid 2 Bro is sprake als extra oppervlakte of aantallen in gebruik wordt/worden genomen | Raad van State 22 augustus 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2810 |
Van een wijziging van de intensiteit van het gebruik zoals bedoeld artikel 3.2.2 lid 2 Bro is sprake als openingstijden worden verruimd | Raad van State 8 juni 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1555 |
Een intensivering van het gebruik (t.o.v. van het gebruik op de peildatum) dat wordt teruggebracht naar het gebruik zoals dat bestond op de peildatum, en voor zover sprake is van ononderbroken gebruik waarvan de aard niet is veranderd, valt onder het gebruiksovergangsrecht zoals bedoeld in artikel 3.2.2 Bro | Raad van State 27 april 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BQ2631 |
Artikel 3.2.2 lid 3 Bro | |
Een onderbreking van het gebruik betekent op zichzelf nog niet dat dit gebruik na hervatting ervan voor de toepassing van het gebruiksovergangsrecht niet langer is aan te merken als voortgezet gebruik als bedoeld in artikel 3.2.2 lid 3 Bro. Of daarvan sprake is, hangt af van de duur en de oorzaak van de onderbreking en de door betrokkene getoonde intentie het gebruik voort te zetten. | Raad van State 10 oktober 2019, ECLI:NL:RVS:2019:3431 |
Artikel 3.2.2 lid 4 Bro | |
Gebruik dat in strijd is met de gebruiksregels of het gebruiksovergangsrecht van het vorige bestemmingsplan, valt niet onder het gebruiksovergangsrecht van artikel 3.2.2 Bro | Raad van State 27 februari 2008, ECLI:NL:RVS:2008:BC5236 |
Vergunningsvrij gebruik van een bouwwerk dat onder het gebruiksovergangsrecht als bedoeld in artikel 3.2.2 Bro valt, kan niet meer worden uitgebreid of worden geïntensiveerd | Raad van State 3 februari 2016, ECLI:NL:RVS:2016:207 |