Artikel 6.2 Wro
- 1 Binnen het normale maatschappelijke risico vallende schade blijft voor rekening van de aanvrager.
- 2 In ieder geval blijft voor rekening van de aanvrager:
- a. van schade in de vorm van een inkomensderving: een gedeelte gelijk aan twee procent van het inkomen onmiddellijk voor het ontstaan van de schade;
- b. van schade in de vorm van een vermindering van de waarde van een onroerende zaak: een gedeelte gelijk aan twee procent van de waarde van de onroerende zaak onmiddellijk voor het ontstaan van de schade, tenzij de vermindering het gevolg is:
- 1°. van de bestemming van de tot de onroerende zaak behorende grond, of
- 2°. van op de onroerende zaak betrekking hebbende regels als bedoeld in artikel 3.1.
Rechtspraak artikel 6.2 Wro (normaal maatschappelijk risico planschade)
Schade die onder het normaal maatschappelijk risico ex artikel 6.2 lid 1 Wro valt moet redelijkerwijs voor rekening van de aanvrager van planschade blijven | Raad van State 1 juli 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2071 |
De drempel van twee procent als bedoeld in artikel 6.2 lid 2 Wro is een minimum forfait, ongeacht of de schadeveroorzakende maatregel als een normale maatschappelijke ontwikkeling kan worden aangemerkt | Raad van State 1 juli 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2071 |
De drempel van twee procent als bedoeld in artikel 6.2 lid 2 Wro moet verplicht door het bestuursorgaan worden toegepast | Raad van State 27 juni 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BW9537 |
Het normaal maatschappelijk risico als bedoeld in artikel 6.2 lid 1 Wro heeft zelfstandige betekenis. Het bestuursorgaan mag niet volstaan met een beoordeling of bijzondere omstandigheden zijn gebleken op grond waarvan een groter deel dan twee procent van de waarde van de onroerende zaak als bedoeld in artikel 6.2 lid 2 sub b Wro voor rekening van de aanvrager blijft | Raad van State 5 september 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BX6492 |
Het bestuursorgaan moet de beantwoording van de vraag of de schade binnen het normaal maatschappelijk risico als bedoeld in artikel 6.2 lid 1 Wro valt naar behoren te motiveren. Hierbij kan in beginsel een vaste drempel worden gehanteerd, tenzij op grond van de door de benadeelde verschafte gegevens aanleiding bestaat hiervan af te wijken | Raad van State 1 juli 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2071 |
Hoe hoger het percentage voor het normaal maatschappelijk risico als bedoeld in artikel 6.2 lid 1 Wro als drempel wordt gehanteerd, hoe zwaarder de eisen zijn voor de toepassing van deze drempel | Raad van State 1 juli 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2071 |
Of sprake is van een normaal maatschappelijk risico als bedoeld in artikel 6.2 lid 1 Wro moet worden beantwoord met inachtneming van alle van belang zijnde omstandigheden van het geval | Raad van State 29 februari 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BV7254 |
Er kan sprake zijn van een normaal maatschappelijk risico als bedoeld in artikel 6.2 lid 1 Wro als een planologische ontwikkeling als een normale maatschappelijke ontwikkeling kan worden beschouwd waarmee de aanvrager rekening had kunnen houden in die zin dat die ontwikkeling in de lijn der verwachtingen lag, ook al bestond geen concreet zicht op de omvang waarin, de plaats waar en het moment waarop deze ontwikkeling zich zou voordoen | Raad van State 29 februari 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BV7254 |
Er kan sprake zijn van een normale maatschappelijke ontwikkeling (en dus een normaal maatschappelijk risico als bedoeld in artikel 6.2 lid 1 Wro) als de ontwikkeling naar haar aard en omvang binnen de ruimtelijke structuur van de omgeving en het in een reeks van jaren gevoerde planologische beleid past | Raad van State 13 april 2016, ECLI:NL:RVS:2016:986 |
Bij het beoordelen of sprake is van een normale maatschappelijke ontwikkeling (en dus een normaal maatschappelijk risico als bedoeld in artikel 6.2 lid 1 Wro) moet worden gekeken de afstand van de locatie waar de ontwikkeling heeft plaatsgevonden tot de onroerende zaak van de aanvrager en naar de aard en de omvang van het door de ontwikkeling veroorzaakte nadeel | Raad van State 29 februari 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BV7254 |
De omstandigheid dat een bepaalde functie in een bepaald gebied thuis hoort betekent op zichzelf nog niet dat als uitgangspunt heeft te gelden dat nieuwvestiging van deze functie in dat gebied als een normale maatschappelijke ontwikkeling (en dus een normaal maatschappelijk risico als bedoeld in artikel 6.2 lid 1 Wro) kan worden beschouwd | Raad van State 13 april 2016, ECLI:NL:RVS:2016:986 |
De omstandigheid dat een bepaalde planologische ontwikkeling als een normale maatschappelijke ontwikkeling is aan te merken, betekent op zichzelf nog niet dat deze planologische ontwikkeling in de lijn der verwachtingen lag en dus automatisch als normaal maatschappelijk risico als bedoeld in artikel 6.2 lid 1 Wro moet worden aangemerkt | Raad van state 29 oktober 2014, ECLI:NL:RVS:2014:3851 |
Bij waardevermindering van een onroerende zaak als gevolg van een normale maatschappelijke ontwikkeling, zoals woningbouw op een inbreidingslocatie in een woonkern, waarbij die woningbouw in de lijn der verwachtingen lag, is een waardevermindering tot vijf procent van de waarde van de onroerende zaak in beginsel toelaatbaar (artikel 6.2 lid 1 Wro) | Raad van State 2 maart 2016, ECLI:NL:RVS:2016:530 |
Normaal maatschappelijk risico als bedoeld in artikel 6.2 lid 1 Wro en risicoaanvaarding / voorzienbaarheid als bedoeld in artikel 6.3 Wro zijn zelfstandige criteria voor de beoordeling van de vergoedbaarheid van schade. Indien een planologische ontwikkeling geheel voorzienbaar is, hoeft de omvang van de schade niet te worden bepaald en hoeft de vraag of de eventuele schade tot het normaal maatschappelijk risico behoort, niet beantwoord te worden | Raad van State 8 juli 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2109 |
Bij het bepalen of, en zo ja, in hoeverre de schade binnen het normale maatschappelijke risico als bedoeld in artikel 6.2 lid 1 Wro valt is de situatie ten tijde van de aankoop van de onroerende zaak niet van belang | Raad van State 2 oktober 2013, ECLI:NL:RVS:2013:1381 |
Toepassing percentage normaal maatschappelijk risico (artikel 6.2 lid 2 onder b Wro): – Indien de ontwikkeling naar haar aard en omvang binnen de ruimtelijke structuur van de omgeving en het gedurende een reeks van jaren gevoerde ruimtelijke beleid past –> drempel van 5 procent; – Indien aan één van beide indicatoren maar voor een deel wordt voldaan –> drempel van 4 procent; – Indien aan één van beide indicatoren in zijn geheel niet wordt voldaan of indien aan beide indicatoren deels wordt voldaan –> drempel van 3 procent; – Indien slechts aan één van beide indicatoren voor een deel wordt voldaan, of indien aan beide indicatoren in het geheel niet wordt voldaan –> minimumforfait van 2 procent. | Raad van State 3 november 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2402 |