Bij het vergelijken van planologische regimes voor (eventuele) planschade ex artikel 6.1 Wro moet worden uitgegaan van een maximale planologische invulling, tenzij met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid valt uit te sluiten dat deze maximale invulling gerealiseerd kon of kan worden | Raad van State 29 februari 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BV7254 |
Bij het vergelijken van planologische regimes voor (eventuele) planschade ex artikel 6.1 Wro is niet de feitelijke situatie, maar hetgeen op grond van het oude planologische regime maximaal kon worden gerealiseerd, ongeacht of de verwezenlijking van de planologische mogelijkheden daadwerkelijk heeft plaantsgevonden | Raad van State 29 februari 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BV7254 |
Bij het vergelijken van planologische regimes voor (eventuele) planschade ex artikel 6.1 Wro moet worden uitgegaan van de voor de aanvrager meest ongunstige invulling van de planologische mogelijkheden | Raad van State 3 juli 2013, ECLI:NL:RVS:2013:112 |
Bij het vergelijken van planologische regimes voor (eventuele) planschade ex artikel 6.1 Wro moet worden uitgegaan van een maximale planologische invulling, tenzij dit wordt uitgesloten door een privaatrechtelijke afspraak of eis (erfpacht, burenrecht) | Raad van State 14 januari 2009, ECLI:NL:RVS:2009:BG9782 |
Planschade kan meerdere schadeveroorzakende redenen ex artikel 6.1 lid 2 Wro hebben | Raad van State 16 november 2016, ECLI:NL:RVS:2016:3047 |
Bij het vergelijken van planologische regimes voor (eventuele) planschade ex artikel 6.1 Wro moet een onbenutte wijzigingsbevoegdheid ex artikel 3.6 lid 1 onder a Wro niet worden meegerekend | Raad van State 17 september 2014, ECLI:NL:RVS:2014:3441 |
De planschade-oorzaken van artikel 6.1 lid 2 Wro zijn limitatief, schade die hier niet onder valt komt niet voor planschade ex artikel 6.1 Wro in aanmerking | Raad van State 2 november 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BU3111 |
Bij het vergelijken van planologische regimes voor (eventuele) planschade ex artikel 6.1 Wro moet een benutte wijzigingsbevoegdheid ex artikel 3.6 lid 1 onder a Wro (een wijzigingsplan) worden vergeleken met het ‘moederplan’, zonder de daarin opgenomen wijzigingsbevoegdheid | Raad van State 11 april 2007, ECLI:NL:RVS:2007:BA2670 |
Bij het vergelijken van planologische regimes voor (eventuele) planschade ex artikel 6.1 Wro moet een binnenplanse afwijkingsbevoegdheid ex artikel 3.6 lid 1 onder c Wro niet worden meegerekend | Raad van state 1 augustus 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BX3316 |
Bij het vergelijken van planologische regimes voor (eventuele) planschade ex artikel 6.1 Wro moet een uitwerkingsplicht ex artikel 3.6 lid 1 onder b Wro niet worden meegerekend, zolang geen uitwerkingsplan is vastgesteld en in werking is getreden | Raad van State 24 september 2014, ECLI:NL:RVS:2014:3485 |
Bij het beoordelen of sprake is van een planologisch nadeliger situatie ex artikel 6.1 lid 1 Wro zijn uitsluitend ruimtelijke gevolgen relevant (een toename van concurrentie valt hier bijvoorbeeld niet onder) | Raad van State 10 september 2014, ECLI:NL:RVS:2014:3337 |
Bij het beoordelen of sprake is van een planologisch nadeliger situatie ex artikel 6.1 lid 1 Wro spelen uitsluitend objectief te verwachten gevolgen van het nieuwe planologische regime een rol. Subjectieve elementen, zoals onbestemde angst van toekomstige kopers voor gezondheidsrisico’s, spelen hierbij geen rol | Raad van State 24 januari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:219 |
Bij het beoordelen of het nieuwe planologische regime tot overlast leidt, wordt slechts de overlast meegenomen die inherent is aan het nieuwe planologisch toegestane gebruik (artikel 6.1 Wro) | Raad van State 28 januari 2015, ECLI:NL:RVS:2015:214 |
Bij het beoordelen of sprake is van een planologisch nadeliger situatie ex artikel 6.1 lid 1 Wro moet worden uitgegaan van het gebruik van het gebouw of de gronden door de doelgroep waarop het nieuwe planologische regime betrekking heeft | Raad van State 13 februari 2013, ECLI:NL:RVS:2013:BZ1251 |
Bij het beoordelen of sprake is van een planologisch nadeliger situatie ex artikel 6.1 lid 1 Wro wordt het niet naleven van gebruikers van geldende wettelijke voorschriften of mogelijke uitwassen van hun gedrag niet meegenomen | Raad van State 13 februari 2013, ECLI:NL:RVS:2013:BZ1251 |
Voor tegemoetkoming in planschade ex artikel 6.1 Wro moet er een rechtstreeks oorzakelijk verband bestaan met het nieuwe planologische regime (rechtstreeks oorzakelijk verband) | Raad van State 5 augustus 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2462 |
Tijdelijke hinder als gevolg van feitelijke werkzaamheden ter uitvoering van een bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro komt niet in aanmerking voor tegemoetkoming in planschade ex artikel 6.1 Wro | Raad van State 15 oktober 2014, ECLI:NL:RVS:2014:3736 |
Planologische schaduwschade (schade die is geleden voordat het planologische regime in werking is getreden) komt niet in aanmerking voor tegemoetkoming in planschade ex artikel 6.1 Wro | Raad van State 10 mei 2006, ECLI:NL:RVS:2006:AX0751 |
Uitsluitend schade in de vorm van inkomensderving of een vermindering van de waarde van een onroerende zaak komen voor tegemoetkoming in planschade ex artikel 6.1 Wro in aanmerking | Raad van State 16 december 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3819 |
Voor de uitleg van het begrip ‘onroerende zaak’ in de zin van artikel 6.1 Wro wordt aansluiting gezocht bij artikel 3:3 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek | Raad van State 14 januari 2015, ECLI:NL:RVS:2015:32 |
De datum waarop het schadeveroorzakende besluit ex artikel 6.1 lid 2 Wro in werking is getreden, is de peildatum aan de hand waarvan moet worden bepaald of planschade ex artikel 6.1 Wro is geleden | Raad van State 1 februari 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BV2434 |
De waardebepaling van de planschade ex artikel 6.1 Wro komt pas aan de orde nadat is vastgesteld dat een planologische maatregel ex artikel 6.1 lid 2 Wro daadwerkelijk tot een planologische verslechtering heeft geleid | Raad van State 8 november 2006, ECLI:NL:RVS:2006:AZ1727 |
De waardebepaling van de planschade ex artikel 6.1 Wro kan achterwege blijven als de schade geheel voorzienbaar is of als ook zonder begroting voldoende inzichtelijk en overtuigend is dat per saldo geen schade is geleden | Raad van State 3 december 2014, ECLI:NL:RVS:2014:4335 |
Bij een planologische wijziging zonder duurzaam karakter is wat betreft de waardevermindering van een onroerende zaak in beginsel geen sprake van planschade ex artikel 6.1 Wro | Raad van state 23 oktober 2013, ECLI:NL:RVS:2013:1621 |
Bij de bepaling van de waardevermindering in het kader van planschade ex artikel 6.1 Wro is maatgevend welke prijs een redelijk denkend en handelend koper voor de onroerende zaak zou hebben geboden onmiddellijk voor de inwerkingtreding van het nieuwe planologische regime en op het tijdstip direct daarna, uitgaande van hetgeen maximaal op grond van het oude en nieuwe planologische regime kon worden gerealiseerd | Raad van State 25 mei 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1439 |
De WOZ-waarde kan een rol spelen bij het bepalen van de omvang van planschade ex artikel 6.1 Wro | Raad van State 16 juni 2010, ECLI:NL:RVS:2010:BM7718 |
Gemist voordeel uit de op de peildatum niet aangevangen bedrijfsactiviteiten komt niet voor tegemoetkoming in planschade ex artikel 6.1 Wro in aanmerking, tenzij op de peildatum ononmkeerbare investeringen zijn gedaan en de planologische maatregel de exploitatie niet onmogelijk maakt | Raad van State 23 oktober 2013, ECLI:NL:RVS:2013:1621 |
Het verrekenen van voor- en nadelen van de planschade ex artikel 6.1 Wro kan uitsluitend plaatsvinden als deze voor- en nadelen door hetzelfde planologische regime worden veroorzaakt | Raad van State 26 juni 2013, ECLI:NL:RVS:2013:51 |
Bij het beoordelen of de tegemoetkoming in schade voldoende anderszins is verzekerd als bedoeld in artikel 6.1 lid 1 Wro moet rekening worden gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden | Raad van State 29 januari 2014, ECLI:NL:RVS:2014:182 |
Planschade is op een andere wijze in tegemoetkoming voorzien als dit op grond van objectieve gegevens gerechtvaardigd is (artikel 6.1 lid 1 Wro) | Raad van state 19 juli 2006, ECLI:NL:RVS:2006:AY4221 |
Tegemoetkoming in planschade kan in voorkomende gevallen door van derden ontvangen vergoedingen voldoende verzekerd worden geacht (vergoeding planschade ex artikel 6.1 lid 1 Wro) | Raad van State 15 maart 2006, ECLI:NL:RVS:2006:AV5061 |
Tegemoetkoming in planschade kan bestaan uit compensatie in natura. In dat geval kan schadevergoeding in geld achterwege blijven, omdat tegemoetkoming in de schade anderszins is verzekerd (artikel 6.1 lid 1 Wro) | Raad van State 1 mei 2013, ECLI:NL:RVS:2013:BZ9072 |
Tegemoetkoming in schade door compensatie in natura is niet voldoende anderszins verzekerd, wanneer deze afhankelijk is van een toekomstige, onzekere gebeurtenis (artikel 6.1 lid 1 Wro) | Raad van State 10 april 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1144 |
Het bestuursorgaan kan een voorafgaand aan de datum van onherroepelijk worden van een schadeveroorzakende besluit ingediend verzoek om planschade ex artikel 6.1 Wro aanhouden, dan wel – als voortijdig gedaan – afwijzen | Raad van State 15 januari 2003, ECLI:NL:RVS:2003:AF2905 |
Een bestuursorgaan mag bij het nemen van een besluit op een verzoek om tegemoetkoming in planschade van het planschade-advies uitgaan mits de door haar benoemde onafhankelijke en onpartijdige deskundige op objectieve wijze verslag heeft gedaan en daarin op inzichtelijke wijze is aangegeven welke feiten en omstandigheden aan de conclusies ervan ten grondslag zijn gelegd en deze conclusies niet onbegrijpelijk zijn. Een uitzondering hierop geldt als er concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de juistheid of volledigheid ervan naar voren zijn gebracht (vergoeding planschade ex artikel 6.1 Wro) | Raad van State 7 september 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2398 |
Op de aanvrager rust in beginsel de bewijslast om een op een advies van een onafhankelijke en onpartijdige deskundige gebaseerd oordeel van het bestuursorgaan omtrent het bestaan van schade te bestrijden (vergoeding planschade ex artikel 6.1 Wro) | Raad van State 23 oktober 2013, ECLI:NL:RVS:2013:1621 |
De overgangsbepalingen in een bestemmingsplan moeten bij de planologische vergelijking en de waardedaling van het object in het kader van planschade ex artikel 6.1 Wro buiten beschouwing worden gelaten | Raad van State 18 juli 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2420 |
De vergunningsvrije bouw- en gebruiksmogelijkheden op grond van artikelen 2 en 3 Bijlage II Bor tellen niet mee bij de planvergelijking ex artikel 6.1 Wro (vergoeding planschade) | Raad van State 23 mei 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1682 |
Een verleende vrijstelling ex artikel 19 lid 2 WRO (oud) wordt gelijkgesteld met een beschikking eerste fase en met deze vrijstelling is op zichzelf nog geen omgevingsvergunning in de zin van artikel 6.1 lid 2 onder c Wro gegeven, daarvoor is ook een beschikking tweede fase vereist. De dag waarop de beschikking tweede fase wordt verleend moet daarom worden aangemerkt als de peildatum voor planschade | Raad van State 3 februari 2021, ECLI:NL:RVS:2021:218 |
Vanaf de datum van inwerkingtreding van een planologisch besluit kan planschade in de vorm van inkomensderving worden geleden (artikel 6.1 lid 2 Wro). Bij het bepalen van de hoogte van de schade bestaande uit inkomensderving is van belang of, en zo ja, hoe lang de onderneming na de peildatum nog kon worden voortgezet met dezelfde inkomsten als voor de inwerkingtreding van het nieuwe planologische besluit | Raad van State 7 december 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3602 |
In een planschadegeschil ex artikel 6.1 Wro is artikel 40d van de Onteigeningswet (complexbenadering) niet van toepassing. In de Wro is ook niet bepaald dat planschade wordt vastgesteld met overeenkomstige toepassing van artikel 40d van de Onteigeningswet. Er valt, zonder nadere toelichting, niet in te zien dat de uit de eigen aard van het onteigeningsrecht voortvloeiende correcties op de werkelijke waarde, als bedoeld in de artikelen 40c tot en met 40f van de Onteigeningswet, in dit geval bij de begroting van de omvang van geleden planschade per de daarvoor relevante peildatum zouden moeten worden toegepast | Raad van State 5 april 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1337 |
Bij de maximale invulling van een bestemmingsplan in het kader van directe planschade (ex artikel 6.1 Wro) moet een in dat bestemmingsplan opgenomen ontheffingsmogelijkheid en een in dat bestemmingsplan opgenomen mogelijkheid om, bij omgevingsvergunning, af te wijken van regels van dat bestemmingsplan, buiten beschouwing worden gelaten | Raad van State 14 juni 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2333 |