Artikel 3.6 lid 1 onder a (wijzigingsbevoegdheid) | |
Een wijzigingsbevoegdheid in een bestemmingsplan mag voorzien in nieuwe planregels of in het van toepassing verklaren van de planregels in het ‘moederplan’ (wijzigen / uitwerken / binnenplanse ontheffing / nadere eisen bestemmingsplan ex artikel 3.6 lid 1 onder a Wro) | Raad van State 17 januari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:134 |
Een wijzigingsbevoegdheid in een bestemmingsplan mag alleen worden toegepast voor zover de activiteit binnen het toepassingsbereik van de desbetreffende bevoegdheid valt, het beginsel van ‘wie het meerdere mag, mag het mindere ook’ geldt hier niet (artikel 3.6 lid 1 onder a Wro) | Raad van State 25 mei 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1432 |
Een wijzigingsbevoegdheid in een bestemmingsplan kan onder omstandigheden voorzien in het op termijn wegbestemmen van onbenutte bouwtitels (artikel 3.6 lid 1 onder a Wro) | Raad van State 18 januari 2017, ECLI:NL:RVS:2017:102 |
Bij een wijzigingsplan (na het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid van het ‘moederplan’) kan in beginsel een exceptieve toetsing van het ‘moederplan’ plaatsvinden (artikel 3.6 lid 1 onder a Wro) | Raad van State 17 januari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:134 |
Een wijzigingsbevoegdheid in een bestemmingsplan moet in voldoende mate en door objectieve normen worden begrensd (artikel 3.6 lid 1 onder a Wro) | Raad van State 21 april 2010, ECLI:NL:RVS:2010:BM1793 |
Het toepassen van een wijzigingsbevoegdheid in een bestemmingsplan mag niet afhankelijk worden gesteld van de eigenaar van de desbetreffende grond(en) (artikel 3.6 lid 1 onder a Wro) | Raad van State 13 september 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2453 |
Bij het toepassen van een wijzigingsbevoegdheid in een bestemmingsplan moet het College van B&W niet alleen toetsen aan de in de wijzigingsregeling opgenomen voorwaarden, maar ook een afweging van alle relevante belangen maken (artikel 3.6 lid 1 onder a Wro) | Raad van State 11 juli 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BX1081 |
Het wettelijk systeem sluit uit dat bij het vaststellen van een wijzigingsplan gelijktijdig gebruik wordt gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid (ex artikel 3.6 lid 1 onder a Wro) en de afwijkingsbevoegdheid (ex artikel 3.6 lid 1 onder c Wro) | Raad van State 23 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3384 |
Artikel 3.6 lid 1 onder b Wro (uitwerkingsplicht) | |
Bij het vaststelling van een uitwerkingsplan moet – indien van toepassing – opnieuw de laddertoets ex artikel 3.1.6 lid 2 Bro worden doorlopen, ook als in het ‘moederplan’ als een laddertoets is doorlopen (artikel 3.6 lid 1 onder b Wro) | Raad van State 18 mei 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1295 |
Artikel 3.6 lid 1 onder c Wro (binnenplanse ontheffing) | |
Een binnenplanse ontheffing ex artikel 3.6 lid 1 onder c Wro mag niet leiden tot een wijziging van de bestemming | Raad van State 2 februari 2005, ECLI:NL:RVS:2005:AS4706 |
Als voor de toepassing van een binnenplanse ontheffing ex artikel 3.6 lid 1 onder c Wro onderzoeken moeten worden gedaan, dan moet dit al bij het ‘moederplan’ (het bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro waarin de afwijkingsbevoegdheid is opgenomen) worden gedaan | Raad van State 18 juli 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BX1872 |
Bij het toepassen van een binnenplanse ontheffing moet het College van B&W niet alleen toetsen aan de in het bestemmingsplan opgenomen voorwaarden voor toepassing van de binnenplanse ontheffing, maar ook een afweging van alle relevante belangen maken (artikel 3.6 lid 1 onder c Wro) | Raad van State 11 juli 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BX1081 |
Artikel 3.6 lid 1 onder d Wro (nadere eisen) | |
Nadere eisen in een bestemmingsplan moeten aansluiten bij de daarover in het bestemmingsplan opgenomen onderwerp en voldoende duidelijk moet zijn in welke gevallen en onder welke omstandigheden van de nadere eisen gebruik kan worden gemaakt (artikel 3.6 lid 1 onder d Wro) | Raad van State 18 februari 2015, ECLI:NL:RVS:2015:433 |
Nadere eisen in een bestemmingsplan mogen uitsluitend worden toegekend met het oog op incidentele gevallen, wanneer een aanvraag om vergunning daartoe aanleiding geeft, met het oog op een goede planologische inpassing van het bouwplan in het concrete geval, en deze mag niet voorzien in een regeling die wezenlijk afbreuk kan doen aan de bouwmogelijkheden waarin het bestemmingsplan bij recht voorziet (artikel 3.6 lid 1 onder d Wro) | Raad van State 21 februari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:565 |