Artikel 3.1 Wro
- 1 De gemeenteraad stelt voor het gehele grondgebied van de gemeente een of meer bestemmingsplannen vast, waarbij ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening de bestemming van de in het plan begrepen grond wordt aangewezen en met het oog op die bestemming regels worden gegeven. Deze regels betreffen in elk geval regels omtrent het gebruik van de grond en van de zich daar bevindende bouwwerken. Deze regels kunnen tevens strekken ten behoeve van de uitvoerbaarheid van in het plan opgenomen bestemmingen, met dien verstande dat deze regels ten aanzien van woningbouwcategorieën uitsluitend betrekking hebben op percentages gerelateerd aan het plangebied.
- 2 De bestemming van gronden, met inbegrip van de met het oog daarop gestelde regels, wordt binnen een periode van tien jaar, gerekend vanaf de datum van vaststelling van het bestemmingsplan, telkens opnieuw vastgesteld.
- 3 Telkens indien de gemeenteraad van oordeel is dat de in het bestemmingsplan aangewezen bestemmingen en de met het oog daarop gegeven regels in overeenstemming zijn met een goede ruimtelijke ordening, kan hij, in afwijking van het tweede lid, besluiten tot verlenging van de periode van tien jaar, genoemd in dat lid, met tien jaar. In aanvulling op artikel 3:42 van de Algemene wet bestuursrecht plaatsen burgemeester en wethouders de kennisgeving van het besluit tot verlenging tevens in de Staatscourant en voorts geschiedt deze langs elektronische weg.
- 4 Indien niet voor het verstrijken van de periode van tien jaar, genoemd in het tweede of het derde lid, de raad onderscheidenlijk opnieuw een bestemmingsplan heeft vastgesteld dan wel een verlengingsbesluit heeft genomen, vervalt de bevoegdheid tot het invorderen van rechten terzake van na dat tijdstip door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten die verband houden met het bestemmingsplan.
- 5 Van overschrijding van de in het tweede lid bedoelde periode doen burgemeester en wethouders schriftelijk mededeling. Zij leggen deze mededeling bij het bestemmingsplan waarin de bestemming van de grond laatstelijk is aangewezen, ter gemeentesecretarie voor een ieder ter inzage. Artikel 3:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing. Van de terinzagelegging wordt tevens mededeling gedaan in de Staatscourant en voorts langs elektronische weg.
Rechtspraak artikel 3.1 Wro (bestemmingsplan)
Als een onderdeel van een bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro wordt vernietigd, dan kan bij wijze van voorlopige voorziening worden bepaald dat het oude bestemmingsplan – dat door de Invoeringswet Wro zijn rechtskracht heeft verloren – blijft gelden tot de inwerkingtreding van het nieuwe bestemmingsplan | Raad van State 18 december 2013, ECLI:NL:RVS:2013:2501 |
Het ontbreken van draagvlak kan een rol spelen bij het besluit om een bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro niet vast te stellen. Het ontbreken van draagvlak kan echter geen dragend argument zijn om een bestemmingsplan niet vast te stellen | Raad van State 30 maart 2022, ECLI:NL:RVS:2022:943 |
De beantwoording van de vraag of een in de planregels opgenomen open norm voldoende concreet en objectief begrensd is, hangt af van de omstandigheden van het geval. Hierbij kan onder meer belang worden gehecht aan 1) de aard en omvang van de bouw- en gebruiksmogelijkheden, waarop de open norm en, in samenhang daarmee, de beleidsregel, zien, 2) het anderszins in de planregels genormeerd zijn van de bouw- en gebruiksmogelijkheden, waarop de figuur van de open norm, die in een beleidsregel wordt uitgelegd, ziet, en de relatie tussen die andere normering en de betrokken open norm, 3) de aanleiding voor het werken met een dergelijke figuur, en 4) de aard en omvang van het plangebied of het betrokken deel daarvan, waarop die figuur ziet. Daarbij is van betekenis op welk facet van een goede ruimtelijke ordening de open norm betrekking heeft en wat de aard en de omvang van de effecten ervan voor de omgeving zijn (artikel 3.1 Wro) | Raad van State 24 november 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2649 |
De gehele aanvraag om omgevingsvergunning ex artikel 2.1 Wabo valt onder de reikwijdte van het legesverbod als bedoeld in artikel 3.1 lid 4 Wro | Hoge Raad 17 november 2017, ECLI:NL:HR:2017:2877 |
In verband met de vergunningsvrije bouw- en gebruiksmogelijkheden ex artikel 2 en 3 Bijlag II Bor, moet in een bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro de situering van het achtererfgebied als bedoeld in artikel 1 Bijlage II Bor worden bepaald | Raad van State 20 januari 2016, ECLI:NL:RVS:2016:92 |
In een bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro kan het vergunningsvrij bouwen en gebruiken worden ingeperkt door een bepaald gebied uit te sluiten van het achtererfgebied als bedoeld in artikel 1 Bijlage II Bor | Raad van State 21 februari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:571 |
Naast de normen uit het Activiteitenbesluit milieubeheer moet in het kader van het bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro ook worden bekeken of ook sprake is van een goede ruimtelijke ordening | Raad van State 9 februari 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BP3708 Raad van State 20 september 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2539 |
Het is niet ongebruikelijk dat voor de beoordeling van de gevolgen van een in een bestemmingsplan voorziene ontwikkeling voor de mate van bezonning en schaduwwerking voor omliggende woningen aansluiting wordt gezocht bij de zogenoemde lichte dan wel de strenge TNO-norm (artikel 3.1 Wro) | Raad van State 18 januari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:172 |
Bij het ontbreken van een maximale bouwhoogte op de planverbeelding van een bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro – terwijl in de planregel is opgenomen dat de op de planverbeelding weergegeven maximale hoogte geldt – geldt er geen maximale bouwhoogte | Raad van State 5 september 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2898 |
De gemeenteraad is exclusief bevoegd een bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro vast te stellen | Raad van State 8 februari 2017, ECLI:NL:RVS:2017:306 |
In een bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro moet in het kader van een goede ruimtelijke ordening worden gemotiveerd waarom de gehanteerde afstand tussen agrarische bedrijvigheid en woningbouw in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening | Raad van State 7 januari 2015, ECLI:NL:RVS:2015:4 |
Ook wanneer sprake is van een consoliderend bestemmingsplan (artikel 3.1 Wro) is de gemeenteraad verplicht te onderzoeken of op grond van gewijzigde planologische inzichten en na afweging van alle betrokken belangen wellicht andere bestemmingen en regels voor gronden moeten worden vastgesteld | Raad van State 25 januari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:270 |
Het hanteren van een bepaalde afstand tussen agrarische bedrijvigheid en woningbouw in een bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro moet met een ruimtelijk relevant argument worden onderbouwd, de Nge-methode (een door het Landbouw Economisch Instituut vastgestelde economische norm voor statistische vergelijking van agrarische bedrijven) is in dat kader niet ruimtelijk relevant | Raad van State 4 november 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3394 |
Bij het beoordelen of een bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro tot een goede ruimtelijke strekt moeten ook de voordelen en nadelen van alternatieven worden bezien | Raad van State 3 mei 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1688 Raad van State 17 oktober 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3362 |
Als sprake is van een Natura 2000-gebied, moet in een bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro worden uitgegaan van de feitelijke en planologisch toegestane situatie voorafgaand aan de vaststelling van het plan of – in andere bewoordingen – de planologisch legale situatie voorafgaand aan de vaststelling van het plan | Raad van State 4 maart 2020, ECLI:NL:RVS:2020:684 |
Bij de vaststelling van een bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro moet rekening worden gehouden met de archeologische monumenten, maar het feitelijke onderzoek kan worden doorgeschoven naar de uitvoeringsfase als door technische beperkingen ten tijde van vaststelling van het bestemmingsplan geen onderzoek is uitgevoerd | Raad van State 16 februari 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BP4696 |
Een aanlegverbod (tenzij vergunning) voor de bescherming van archeologische waarden kan ofwel in een bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro ofwel in een erfgoedverordening worden opgenomen | Raad van State 24 januari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:209 |
De grens van de ‘bebouwde kom’ wordt bij gebreke van een definitie van dit begrip in het bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro bepaald door de aard van de omgeving | Raad van State 27 januari 2016, ECLI:NL:RVS:2016:149 |
De richtafstanden uit de VNG-brochure Bedrijven en milieuzonering kunnen een indicatie vormen of in het kader van een bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro sprake is van een goede ruimtelijke ordening, maar er zal altijd een separate afweging door de gemeenteraad moeten worden gemaakt | Raad van State 12 december 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BX7128 |
De gemeenteraad is niet verplicht de richtafstanden uit de VNG-brochure Bedrijven en milieuzonering te hanteren bij de vaststelling van het bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro, hier kan gemotiveerd van worden afgeweken | Raad van State 22 maart 2017, ECLI:NL:RVS:2017:766 |
De gemeenteraad heeft een ruime beoordelingsvrijheid bij het bepalen van de grenzen van een bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro, mits geen sprake is van strijd met een goede ruimtelijke ordening of het recht | Raad van State 18 mei 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BQ4923 |
Aan een verleende omgevingsvergunning moet in het kader van een bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro rekening worden gehouden. Deze vergunning geeft echter geen automatische aanspraak op een overeenkomstige positieve bestemming in een bestemmingsplan | Raad van State 30 september 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3058 |
Bij de vaststelling van een bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro moet in beginsel de bestaande bouwhoogte worden aangehouden, een lagere bouwhoogte is in beginsel niet toegestaan | Raad van State 9 december 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3746 |
Bij de vaststelling van een bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro moet rekening worden gehouden met bestaande particuliere initiatieven, voor zover deze voldoende concreet en tijdig kenbaar zijn | Raad van State 28 december 2016, ECLI:NL:RVS:2016:3499 |
Het niet kunnen bereiken van overeenstemming met een eigenaar over de aankoop van het perceel is geen ruimtelijk relevante reden om in het bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro niet een bepaalde bestemming aan het perceel toe te kennen | Raad van State 5 juli 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1784 |
Het laten voortzetten van een bestaande planologische situatie kan in strijd zijn met een goede ruimtelijke ordening, voor zover de nadelige gevolgen hiervan zo groot zijn dat deze redelijkerwijs niet (meer) aanvaardbaar zijn (artikel 3.1 Wro) | Raad van State 16 augustus 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2183 |
Planologische medewerking aan een positieve bestemming in een bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro mag worden geweigerd als een initiatiefnemer zich in strijd met gemeentelijk beleid onvoldoende heeft ingespannen voor draagvlak | Raad van State 18 december 2019, ECLI:NL:RVS:2019:4209 |
Bij het vaststellen van het bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro moet rekening worden gehouden met de bij de gemeente bekende bouw- en gebruiksvoornemens | Raad van State 15 november 2017, ECLI:NL:RVS:2017:3086 |
In een bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro kunnen regels worden opgenomen over de maximale vloeroppervlakte die in gebruik mag worden genomen voor beroepsuitoefening aan huis | Raad van State 21 december 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BU8908 |
Het behouden van bestaande, onbenutte bouwmogelijkheden uit een vorig bestemmingsplan in een opvolgend bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro, moet nader worden gemotiveerd | Raad van State 6 maart 2019, ECLI:NL:RVS:2019:690 |
In een bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro mag binnen bepaalde randvoorwaarden een eigen definitie worden opgenomen – buiten het Bevi om – van het begrip ‘kwetsbaar object’ of ‘kwetsbare objecten’ | Raad van State 21 november 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3754 |
In een bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro kunnen normen worden opgenomen ten aanzien van het minimaal aantal vereiste bezonningsuren ter hoogte van een bepaalde locatie | Raad van State 7 juli 2010, ECLI:NL:RVS:2010:BN0496 |
In een bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro kunnen regels worden opgenomen over het behoud van bomen en beplanting | Raad van State 29 juni 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1905 |
De ondernemer die in hetzelfde marktsegment en verzorgingsgebied werkzaam is als de in het bestemmingsplan voorziene bedrijf, is belanghebbende bij dat bestemmingsplan (artikel 3.1 Wro) | Raad van State 20 mei 2015, ECLI:NL:RVS:2015:1585 |
Het is mogelijk om in een bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro af te wijken van een contractueel overeengekomen bouwmogelijkheid voor een woning | Raad van State 18 januari 2017, ECLI:NL:RVS:2017:106 |
Het begrip ‘bouwwerk’ in een bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro mag – mede gelet op artikel 2.1 lid 1 onder a Wabo – niet afwijken van de begripsbepaling in de modelbouwverordening van de VNG | Raad van State 5 december 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3952 |
Goederen die via het internet te koop worden aangeboden en die ter plaatse kunnen worden afgehaald, uitgeprobeerd en worden betaald, is detailhandel (artikel 3.1 Wro) | Raad van State 13 april 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BQ1071 |
Bij volumineuze detailhandel gaat het om de omvang van de goederen, bij perifere detailhandel gaat het om het assortiment dat naar haar aard en omvang en/of voor de uitstalling een relatief groot oppervlak benodigd is (artikel 3.1 Wro) | Raad van State 27 mei 2015, ECLI:NL:RVS:2015:1711 |
Onder het begrip ‘supermarkt’ wordt mede verstaan de verkoop van bloemen, non-food en drogisterijartikelen (artikel 3.1 Wro) | Raad van State 13 maart 2019, ECLI:NL:RVS:2019:798 |
In een bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro kunnen geen regels worden opgenomen over dierenwelzijn | Raad van State 21 januari 2015, ECLI:NL:RVS:2015:84 |
Nadere regels in een bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro over energiezuinigheid zijn niet toegestaan omdat de regels in het Bouwbesluit 2012 op dit punt uitputtend zijn | Raad van State 14 september 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2458 |
Een groenbestemming in een bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro kan als erf in de zin van artikel 1 Bijlage II Bor worden aangemerkt, tenzij dit in de planregels expliciet is uitgesloten | Raad van State 19 april 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1086 |
In een bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro kan – in weerwil van artikel 5:48 BW (de eigenaar van een erf is bevoegd dit af te sluiten) – een verbod tot het bouwen van een erfafscheiding van meer dan 1 meter hoog worden opgenomen | Raad van State 28 december 2016, ECLI:NL:RVS:2016:3455 |
In een bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro moeten regels worden opgenomen over het soort evenementen en het maximum aantal bezoekers en moeten de ruimtelijke gevolgen in kaart worden gebracht (in het bijzonder wat betreft de aspecten parkeren en verkeer) | Raad van State 2 maart 2016, ECLI:NL:RVS:2016:522 |
Dat in een Algemene Plaatselijke Verordening een vergunningsplicht voor evenementen is opgenomen, betekent niet dat dit niet in een bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro hoeft te worden opgenomen | Raad van State 19 maart 2014, ECLI:NL:RVS:2014:986 |
Kortdurend en incidenteel gebruik voor een evenement is – bij wijze van uitzondering – niet in strijd met het bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro | Raad van State 15 oktober 2014, ECLI:NL:RVS:2014:3702 |
De Algemene Plaatselijke Verordening zegt niks over de ruimtelijke aanvaardbaarheid van een evenement in een bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro | Raad van State 1 juli 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2026 |
Bij een besluit over de verlening van een omgevingsvergunning kan de gelding van een bestemmingsplanregel aan de orde worden gesteld. De betreffende planregel kan slechts onverbindend worden verklaard of buiten toepassing worden gelaten indien deze evident in strijd is met een hogere regeling, waarbij onder meer vereist is dat de hogere regeling zodanig concreet is dat deze zich voor toetsing bij wijze van exceptie leent (artikel 3.1 Wro) | Raad van State 5 december 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3979 |
Een exploitatieplan ex artikel 6.12 Wro moet worden vernietigd als een bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro wordt vernietigd | Raad van State 11 juni 2014, ECLI:NL:RVS:2014:2051 |
Een bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro kan in beginsel (gedeeltelijk) in stand blijven als een exploitatieplan ex artikel 6.12 Wro moet worden vernietigd | Raad van State 2 april 2014, ECLI:NL:RVS:2014:1163 |
Een bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro kan een verplichte volgorde van uitvoering van plangebieden bevatten | Raad van State 12 januari 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BP0540 |
Het niet afsluiten van een anterieure overeenkomst is geen ruimtelijk relevante reden om geen woonbestemming in een bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro toe te kennen | Raad van State 25 oktober 2013, ECLI:NL:RVS:2013:1783 |
De Wet natuurbescherming (flora en fauna) kan uitsluitend aan de vaststelling van een bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro in de weg staan, als op voorhand in redelijkheid moet worden vastgesteld dat er geen ontheffing van de Wet natuurbescherming kan worden verleend. | Raad van State 8 maart 2017, ECLI:NL:RVS:2017:600 |
Een gebodsbepaling in een bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro is niet toegestaan | Raad van State 26 april 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1125 |
Geluidsnormen in een bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro zijn uitsluitend toegestaan indien deze ruimtelijk relevant zijn (met als doel bijvoorbeeld het voorkomen of beperken van geluidhinder op een bepaalde locatie) | Raad van State 3 juni 2015, ECLI:NL:RVS:2015:1743 |
Een kantoorgebouw kan een geluidsgevoelig object zijn dat in het kader van een goed woon- en leefklimaat beschermd moet worden tegen een te hoge geluidsbelasting (artikel 3.1 Wro) | Raad van State 7 april 2010, ECLI:NL:RVS:2010:BM0231 |
Overlast door stemgeluid moet in het kader van een goed woon- en leefklimaat bij de afweging van de belangen in het kader van een bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro worden betrokken | Raad van State 13 november 2013, ECLI:NL:RVS:2013:1952 Raad van State 16 november 2016, ECLI:NL:RVS:2016:3070 |
Bij (de aanwijzing van) een 30 km/h-zone moet in het kader van een goede ruimtelijke ordening ex artikel 3.1 Wro worden beoordeeld of de geluidbelasting aanvaardbaar is | Raad van State 7 oktober 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3133 |
In een bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro kunnen regels worden opgenomen over het instrueren van personeel van een horecabedrijf om het hoog stemgebruik van bezoekers op het terras te voorkomen en daar zo nodig tegen op te treden | Raad van State 13 juni 2018, ECLI:NL:2018:1942 |
Een beperking van de bouwhoogte in een bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro kan in strijd zijn met het gelijkheidsbeginsel als niet is gemotiveerd waarom dat in gelijke gevallen niet is gebeurd | Raad van State 27 januari 2016, ECLI:NL:RVS:2016:150 |
Een op grond van een in werking getreden bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro verleende omgevingsvergunning voor bouwen (ex artikel 2.1 lid 1 onder a Wabo) blijft in stand als het bestemmingsplan daarna wordt vernietigd | Raad van State 21 januari 2015, ECLI:NL:RVS:2015:92 |
Het laten voortduren van een bepaalde situatie in een bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro (conserverend bestemmen) kan in strijd zijn met een goede ruimtelijke ordening als de nadelige gevolgen zo groot zijn dat de situatie in redelijkheid niet meer aanvaardbaar kan worden geacht | Raad van State 16 augustus 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2183 |
Van handhavend optreden kan worden afgezien bij een concreet zicht op legalisatie. Daarvan is sprake als een ontwerpbestemmingsplan ter inzage is gelegd, het uitsluitende voornemen daartoe is onvoldoende (artikel 3.1 Wro) | Raad van State 28 mei 2014, ECLI:NL:RVS:2014:1911 |
Van een concreet zich op legalisatie is geen sprake bij het voorhanden zijn van een voorontwerpbestemmingsplan (artikel 3.1 Wro) | Raad van State 7 mei 2014, ECLI:NL:RVS:2014:1642 |
De weigeringsgronden voor een horecavergunning uit de Algemene Plaatselijke Verordening kunnen in een bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro worden opgenomen | Raad van State 14 januari 2015, ECLI:NL:RVS:2015:39 |
Een horecabestemming in een bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro moet in beginsel nader worden uitgesplitst naar soorten horeca-categorieën | Raad van State 17 juli 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2237 |
In een bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro dat een terras bij een horeca-inrichting mogelijk maakt, moeten regels worden gesteld over het gebruik van versterkte muziek op het terras | Raad van State 30 december 2015, ECLI:NL:RVS:2015:4030 |
Als ondergeschikte horeca in een bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro wordt toegestaan, dan moeten in dat plan regels over de oppervlakte en de openingstijden worden gesteld | Raad van State 5 oktober 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2654 |
In een bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro moeten – gelet op de geluidsbelasting – regels worden gesteld over de capaciteit van terrassen | Raad van State 26 april 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1146 |
Bij het opstellen van een bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro moet gebruik worden gemaakt van de Standaard voor vergelijkbare bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012) | Raad van State 29 april 2015, ECLI:NL:RVS:2015:1356 |
Het hebben van inspraak of een klankbordgroep maakt geen onderdeel uit van de officiële bestemmingsplanprocedure ex artikel 3.8 Wro | Raad van State 11 december 2013, ECLI:NL:RVS:2013:2360 |
In een bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro kunnen bouw- of gebruiksregels met betrekking tot stikstofdepositie (Natura 2000-gebieden) worden opgenomen | Raad van State 6 mei 2015, ECLI:NL:RVS:2015:1411 |
Als in een bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro geen definitie van of uitleg over een bepaald begrip is opgenomen (planregels of plantoelichting), dan kan aansluiting worden gezocht bij het algemeen spraakgebruik (Van Dale Groot woordenboek) | Raad van State 19 september 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3029 |
Kamerverhuur is niet toegestaan als het bestemmingsplan een definitie van het begrip ‘wonen’ bevat, waarin het in gezinsverband leven centraal staat (artikel 3.1 Wro) | Raad van State 15 december 2010, ECLI:NL:RVS:2010:BO7356 |
Een bestemmingsplanregeling die ziet op het verbod op het splitsen van woningen is ruimtelijk relevant (artikel 3.1 Wro) | Raad van State 3 juni 2015, ECLI:NL:RVS:2015:1758 |
Bij het gebrek aan de definitie van het begrip ‘wonen’ in een bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro worden onder ‘wonen’ diverse uiteenlopende vormen van huisvesting begrepen (ook verhuur aan personen die geen onderdeel uitmaken van hetzelfde huishouden als de verhuurder) | Raad van State 6 juni 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1882 |
Bij het hanteren van de definities ‘woning’ en ‘wonen’ in een bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro, moet in de planregels een relatie tussen beide begrippen worden gelegd | Raad van State 23 januari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:192 |
Een verbod tot het zonder vergunning slopen van een pand in een bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro moet worden onderbouwd aan de hand van de karakteristieke waarden van het pand. Deze moeten zodanig zijn dat het pand gelet daarop tegen (gedeeltelijke) sloop moet worden beschermd | Raad van State 19 april 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1094 |
Landschapswaarden kunnen in een bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro worden beschermd | Raad van State 11 april 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1223 |
De aspecten leegstand en behoefte moeten in het kader van een goede ruimtelijke ordening ex artikel 3.1 Wro altijd in ogenschouw worden genomen, ook als de ladder voor duurzame verstedelijking ex artikel 3.1.6 lid 2 Bro niet van toepassing is | Raad van State 16 december 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3845 |
In een bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro kunnen regels worden opgenomen over het aantal en de hoogte van lichtmasten | Raad van State 14 maart 2018, ECLI:NL:RVS:2018:872 |
Als een plan(deel) in niet betekende mate tot een verslechtering van de lichtkwaliteit als bedoeld in artikel 5.16 lid 1 sub c Wet milieubeheer, dan hoeft bij het bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro geen afzonderlijke toets aan de effecten op de luchtkwaliteit te worden uitgevoerd | Raad van State 3 mei 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BQ4051 |
De omvang van een manege (aantal personen, lesuren) kan in het kader van een goede ruimtelijke ordening als bedoeld in artikel 3.1 Wro in een bestemmingsplan worden beperkt/nader worden ingekaderd | Raad van State 22 februari 2017, ECLI:NL:RVS:2017:466 |
Er bestaat een ruimtelijk verschil tussen een productiegebonden paardenhouderij (vorm van grondgebonden agrarisch bedrijf) en een gebruiksgerichte paardenhouderij in een bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro | Raad van State 28 februari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:662 |
In een bestemmingsplan kan de realisatie van een mantelzorgwoning in het achtererfgebied worden uitgesloten indien deze niet voldoet aan de richtafstanden uit de VNG-brochure Bedrijven en milieuzonering (artikel 3.1 Wro) | Raad van State 2 augustus 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2106 |
Bij de beoordeling van de maximale bouw- en gebruiksmogelijkheden ter hoogte van een perceel in een bestemmingsplan moeten de vergunningsvrije mogelijkheden worden meegerekend (artikel 3.1 Wro) | Raad van State 3 juli 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2146 |
In een bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro moet een afdoende afweging over de ruimtelijke aanvaardbaarheid van milieubelastende bestemmingen worden gemaakt | Raad van State 4 februari 2015, ECLI:NL:RVS:2015:234 |
De VNG-brochure Bedrijven en milieuzonering is uitsluitend een hulpmiddel en bevat richtafstanden, waarvan in een bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro gemotiveerd van kan worden afgeweken | Raad van State 1 november 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2948 |
Het voldoen aan de eisen uit de Wet geluidhinder of de Wet milieubeheer betekent niet automatisch dat ook sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ex artikel 3.1 Wro, hiervoor is een concrete afweging van alle ruimtelijk relevante belangen benodigd | Raad van State 27 december 2017, ECLI:NL:RVS:2017:3542 |
Het is niet toegestaan bepaalde m.e.r-.plichtige planonderdelen van een bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro op te knippen om daarmee de m.e.r.-plicht te omzeilen | Raad van State 29 april 2015, ECLI:NL:RVS:2015:1333 |
Voor een rijksmonument hoeft geen verbod tot het zonder vergunning slopen van dit monument in een bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro te worden opgenomen | Raad van State 28 januari 2015, ECLI:NL:RVS:2015:167 |
Een verbod op het gebruik van woningen door personen buiten de beoogde doelgroep senioren in een bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro is niet mogelijk, dit is een niet ruimtelijk relevant onderscheid naar leeftijd | Raad van State 28 april 2021, ECLI:NL:RVS:2021:920 |
Bij het besluit tot gewijzigde vaststelling van een bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro kan niet uitsluitend worden verwezen naar een motie van de gemeenteraad, voor zover in die motie geen eenduidige en zorgvuldige afweging van belangen is gemaakt | Raad van State 22 augustus 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2802 |
Het is op grond van artikel 3.1 Wro niet toegestaan om de uiteindelijke planologische afweging over een bij recht mogelijk te maken ontwikkeling in een bestemmingsplan na de vaststelling van dit plan plaats te laten vinden (zonder dat terzake een zienswijzenmogelijkheid en voor belanghebbenden daartegen de mogelijkheid van beroep bij de Afdeling openstaat) | Raad van State 21 november 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3813 |
Aan een planregel in een bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro kan niet de voorwaarde verbonden dat geen nadelige invloed op de normale verkeersafwikkeling en geen onevenredige parkeerdruk zal ontstaan | Raad van State 27 januari 2016, ECLI:NL:RVS:2016:171 |
Aan een planregel in een bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro kan niet de voorwaarde verbonden dat aan de hand van een nadere beoordeling geen ernstige hinder voor het woonmilieu mag ontstaan | Raad van State 26 oktober 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2791 |
Bij de vaststelling van het bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro moeten aan de hand van de maximale planologische mogelijkheden van het plan de mogelijke effecten op Natura 2000-gebieden in kaart worden gebracht | Raad van State 7 september 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BR6907 |
Bij de vaststelling van het bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro moeten aan de hand van de maximale planologische mogelijkheden van het plan de mogelijke effecten op Natura 2000-gebieden in kaart worden gebracht, ook al liggen deze gebieden in het buitenland | Raad van State 27 mei 2015, ECLI:NL:RVS:2015:1621 |
Bij een bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro hoeft uitsluitend een voortoets te worden opgesteld, als hieruit blijkt dat mogelijke negatieve effecten op Natura 2000-gebieden zijn uit te sluiten | Raad van State 11 april 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1179 |
Bij een bestemming behorend ondergeschikt gebruik moet in de planregels van een bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro worden opgenomen, vermelding hiervan in de plantoelichting is niet voldoende | Raad van State 6 april 2016, ECLI:NL:RVS:2016:915 |
Vertrouwelijke bedrijfsgegevens die van belang zijn voor de uitvoerbaarheid een bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro hoeven niet bij de planstukken te worden gevoegd, zolang maar voldoende inzicht in de uitvoerbaarheid van het plan wordt gegeven | Raad van State 14 april 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BQ1077 |
Een bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro dat in strijd is met de Wegenwet kan (al dan niet gedeeltelijk) worden vernietigd | Raad van State 9 februari 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BP3665 |
Legaal bestaand gebruik dient in beginsel zodanig te worden bestemd in een bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro, tenzij nieuwe planologische inzichten aanleiding geven voor een andere bestemming en het belang bij deze nieuwe bestemming zwaarder weegt dan de gevestigde rechten en belangen | Raad van State 24 januari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:203 |
Bij het opstellen van parkeernormen in een bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro kan worden aangesloten bij de CROW-normen | Raad van State 8 december 2010, ECLI:NL:RVS:2010:BO6615 |
De parkeervraag van een bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro moet worden vastgesteld aan de hand van de representatie invulling van de maximale planologische bouw- en gebruiksmogelijkheden van dit plan | Raad van State 14 maart 2018, ECLI:NL:RVS:2018:859 |
Uitsluitend planologisch toegestane parkeerplaatsen kunnen worden meegenomen in de parkeertoets van het bestemmingsplan (artikel 3.1 Wro) | Raad van State 9 september 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2856 |
Bij het opstellen van parkeernormen in een bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro kan worden verwezen naar gemeentelijke beleidsregels | Raad van State 9 september 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2837 |
Als in een planregel van een bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro wordt verwezen naar gemeentelijke beleidsregels voor parkeren, dan moet in de planregels worden bepaald dat bij een wijziging van deze beleidsregels de nieuwe versie van toepassing is | Raad van State 25 mei 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1400 |
In een planregel van een bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro kan uitsluitend naar een gemeentelijke beleidsregel voor parkeren worden verwezen voor zover deze beleidsregel conform artikel 1:3 lid 4 Awb is vastgesteld | Raad van State 29 juni 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1800 |
In een planregel van een bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro kan niet naar een specifieke gemeentelijke beleidsregel voor parkeren worden verwezen voor zover deze specifieke beleidsregel betrekking heeft op vergunningvrije gebruikswijzigingen (ex artikel 2 of 3 Bijlage II Bor) | Raad van State 10 juni 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1374 |
Als een in een bestemmingsplan voorziene parkeervoorziening tot geluidhinder kan leiden, moet een akoestisch onderzoek worden uitgevoerd (artikel 3.1 Wro) | Raad van State 20 januari 2016, ECLI:NL:RVS:2016:115 |
Het is niet toegestaan om in een bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro een parkeernorm op te nemen op grond waarvan moet worden ‘voorzien in voldoende parkeergelegenheid’, zonder dit nader uit te werken of te verwijzen naar een vastgestelde beleidsregel voor parkeren | Raad van State 19 juli 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1939 |
Het is niet toegestaan om in een bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro een parkeernorm op te nemen op grond waarvan ‘geen onevenredige afbreuk mag worden gedaan aan de parkeersituatie’, zonder dit nader uit te werken of te verwijzen naar een vastgestelde beleidsregel voor parkeren | Raad van State 14 februari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:522 |
Bij een gebruiksverandering die in overeenstemming is met het geldende bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro kunnen de parkeernormen uit het bestemmingsplan niet worden toegepast, voor zover in het plan is verwezen naar een gemeentelijke voor parkeren | Raad van State 9 mei 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1578 |
Als een bestemmingsplan wordt vernietigd kan met toepassing van artikel 8:72 lid 5 Awb door de rechter worden bepaald dat het oude bestemmingsplan blijft gelden totdat een nieuw bestemmingsplan is vastgesteld (artikel 3.1 Wro) | Raad van State 18 december 2013, ECLI:NL:RVS:2013:2501 |
Als in een bestemmingsplan geen maximale bouw- of goothoogte, breedte, inhoud en situering van een pand is opgenomen, kan een bestemmingsplan mogelijk niet met de vereiste zorgvuldigheid zijn voorbereid en om die reden worden vernietigd (artikel 3.1 Wro) | Raad van Stat 12 juni 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1873 |
Als een persoon vindt dat bij het bestemmingsplan geen rekening is gehouden met mogelijke planschadekosten, dan moet deze persoon aannemelijk maken dat deze kosten zodanig hoog zijn dat deze aan de financiële uitvoerbaarheid in de weg staan (artikel 3.1 Wro) | Raad van State 3 juni 2015, ECLI:NL:RVS:2015:1758 |
Bij tegenstrijdigheid tussen de planregels en de plankaart van een bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro, gaan de planregels voor | Raad van State 17 november 2010, ECLI:NL:RVS:2010:BO4195 |
De ondergrond waarop de plankaart van een bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro wordt getekend, heeft geen doorslaggevende betekenis | Raad van State 21 december 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BU8908 |
In een bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro moeten de hoofdgroepen van de functielijst uit de SVBP2012 worden aangehouden, afwijking daarvan is niet mogelijk | Raad van State 29 april 2015, ECLI:NL:RVS:2015:1356 |
De niet-bindende plantoelichting van een bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro kan wel inzicht geven in de bedoelingen van de planwetgever, in het geval de planregels zelf hierover geen duidelijkheid geven (artikel 3.1 Wro) | Raad van State 1 juli 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2026 |
De niet-bindende plantoelichting van een bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro kan geen afbreuk doen aan ondubbelzinnige planregels | Raad van State 24 februari 2016, ECLI:NL:RVS:2016:477 |
Als op de plankaart van een bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro een aanduiding is opgenomen die niet in de planregels wordt verklaard, dan heeft deze aanduiding geen juridische relevantie | Raad van State 12 oktober 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2689 |
Een privaatrechtelijke belemmering kan uitsluitend aan de vaststelling van een bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro in de weg staan indien deze een evident karakter heeft | Raad van State 5 februari 2014, ECLI:NL:RVS:2014:340 |
Bij een privaatrechtelijke belemmering kan de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro onvoldoende zijn verzekerd. In dat geval is het bestemmingsplan vatbaar voor vernietiging | Raad van State 22 juni 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BQ8852 |
Bij het vaststellen van een bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro moet rekening worden gehouden met privaatrechtelijke overeenkomsten | Raad van State 19 maart 2014, ECLI:NL:RVS:2014:986 |
Een privaatrechtelijke overeenkomst hoeft geen privaatrechtelijke belemmering met een evident karakter te zijn bij de vaststelling van een bestemmingsplan (artikel 3.1 Wro) | Raad van State 17 februari 2016, ECLI:NL:RVS:2016:382 |
Een privaatrechtelijke overeenkomst kan ‘slechts’ tot een inspanningsverplichting voor de gemeenteraad leiden, de raad kan op grond hiervan niet worden gedwongen een bestemmingsplan vast te stellen die volgens hem niet in overeenstemming met een goede ruimtelijke ordening ex artikel 3.1 Wro is | Raad van State 15 augustus 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2728 |
Bij een onevenredige aantasting van de privacy is een bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro vatbaar voor vernietiging | Raad van State 15 juni 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BQ7935 |
Een bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro hoeft niet verplicht in overeenstemming te zijn met rijksbeleid of provinciaal beleid, maar hiermee moet wel rekening worden gehouden | Raad van State 27 oktober 2010, ECLI:NL:RVS:2010:BO1832 |
Het is op grond van artikel 3.1 Wro toegestaan om een bestemmingsplan te wijzigen middels een schakelbepaling in een nieuw bestemmingsplan | Raad van State 3 augustus 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2142 |
Voor schilderwerk in een beschermd stadsgezicht kan in een bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro een vergunningsplicht ex artikel 2.1 lid 1 onder b Wabo worden opgenomen | Raad van State 3 december 2014, ECLI:NL:RVS:2014:4338 |
Het tijdelijk verhuren of in gebruik geven van een woning kan in strijd zijn met de woonbestemming uit een bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro | Raad van State 23 oktober 2013, ECLI:NL:RVS:2013:1663 |
Het aspect sociale veiligheid kan in een bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro worden meegenomen | Raad van State 11 januari 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BV0592 |
Dat een bedrijfsactiviteit in de Staat van bedrijfsactiviteiten behorende bij de planregels van een bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro is vermeld, betekent nog niet dat deze activiteit ook automatisch onder het begrip ‘bedrijf’ als bedoeld in de planregels valt en dus is toegestaan | Raad van State 20 juli 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2010 |
De toets of het bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro financieel uitvoerbaar is, betreft een marginale toets door de rechter | Raad van State 13 april 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BQ1077 |
Het aspect volksgezondheid speelt een rol bij het vaststellen van een bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro | Raad van State 4 juli 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2189 |
In een bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro kan een voorwaardelijke verplichting tot het in stand houden van noodzakelijke inpassingsmaatregelen worden opgenomen | Raad van State 1 juni 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BQ6846 |
Het stellen van voorwaarden omtrent het behouden van landschappelijke inpassing moet via een voorwaardelijke verplichting in een bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro plaatsvinden, een privaatrechtelijke overeenkomst is hiervoor onvoldoende | Raad van State 9 september 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2808 |
Een voorwaardelijke verplichting in een bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro moet voldoende duidelijke, concrete verplichtingen bevatten | Raad van State 8 juli 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2126 |
Een voorwaardelijke verplichting in een bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro is niet benodigd als de gronden binnen het plangebied in eigendom zijn van de gemeente | Raad van State 21 december 2016, ECLI:NL:RVS:2016:3384 |
In een exploitatieplan ex artikel 6.12 Wro kan een voorwaardelijke verplichting worden opgenomen (artikel 3.1 Wro) | Raad van State 20 juli 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2055 |
Een voorwaardelijke verplichting in een bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro kan geen gebod (verplichting tot het uitvoeren van een activiteit) bevatten | Raad van State 26 april 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1125 |
In een bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro kunnen regels worden opgenomen tot het voorkomen van wateroverlast | Raad van State 11 maart 2015, ECLI:NL:RVS:2015:695 |
Welstandscriteria kunnen niet in de weg staan aan de verwezenlijking van een bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro | Raad van State 16 mei 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BW5956 |
Een beeldkwaliteitsplan dat niet door de gemeenteraad is vastgesteld is en onderdeel is gaan uitmaken van de welstandsnota, kan niet als toetsingskader voor welstand dienen (artikel 3.1 Wro) | Raad van State 20 januari 2016, ECLI:NL:RVS:2016:106 |
Een welstandstoets met zich richten naar de bouwmogelijkheden uit het bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro | Raad van State 28 november 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3860 |
Als voor een wijzigingsbevoegdheid in een bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro nader onderzoek benodigd is, dan moet dit onderzoek reeds bij de vaststelling van het ‘moederplan’ worden uitgevoerd | Raad van State 22 februari 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BV6544 |
Parkeervoorzieningen kunnen inherent zijn aan een woonbestemming en dus zijn toegestaan op grond van het bestemmingsplan, ook als deze parkeervoorzieningen niet expliciet in de (bestemmingsomschrijving van de) planregel worden benoemd (artikel 3.1 Wro) | Raad van State 6 juni 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1828 |
Luchtbehandelingskast kan ondergeschikt bouwdeel zijn in de zin van het bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro | Raad van State 17 augustus 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2389 |
Airco-unit kan onder ondergeschikt bouwdeel zijn in de zin van het bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro | Raad van State 13 april 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1090 |
Als een zogenaamd gebruiksverbod in een oud bestemmingsplan (WRO oud) uitsluitend ziet op het ‘gebruiken’ en niet op het ‘laten gebruiken’, dan is dit verbod slechts gericht tot de daadwerkelijke gebruiker (bijvoorbeeld een huurder van een woning). Alleen deze gebruiker kan als overtreder worden aangemerkt, het in gebruik geven van bijvoorbeeld een woning door een verhuurder is dan als zodanig niet verboden. Dit is anders als het gebruiksverbod de term ‘laten gebruiken’ omvat. In dat geval kunnen ook zakelijk gerechtigden – bijvoorbeeld een verhuurder – door de gemeente worden aangeschreven | Raad van State 8 juni 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1582 |
Een gebruiksverbod kan niet uit een bouwregel volgen, een bouwregel is uitsluitend van belang voor de beoordeling van aanvragen om een omgevingsvergunning voor bouwen ex artikel 2.1 lid 1 onder a Wabo aan een bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro | Raad van State 7 september 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2612 |
Een voorwaardelijke verplichting in een bestemmingsplan (artikel 3.1 Wro) ten behoeve van een geluidscherm moet naast de maximale bouwhoogte ook vastleggen aan welke akoestische eisen het scherm moet voldoen | Raad van State 24 augustus 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2465 |
Als een planregel inzake parkeren (i) geen parkeernorm voor het aantal benodigde parkeerplaatsen en ook (ii) geen verwijzing naar een parkeernorm in gemeentelijk beleid bevat, dan kan een aanvrager om een omgevingsvergunning niet worden verplicht parkeerplaatsen te realiseren (artikel 3.1 Wro) | Raad van State 24 augustus 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2440 |
In een bestemmingsplan (artikel 3.1 Wro) kan – hoewel wettelijk niet verplicht – een regeling worden opgenomen voor het normeren van de cumulatieve geurbelasting van bedrijven(terreinen) in het plangebied | Raad van State 21 september 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2753 |
Of het houden van paarden in overeenstemming is met de woonbestemming in een bestemmingsplan (ex artikel 3.1 Wro) hangt af de ruimtelijke uitstraling die dat gebruik heeft (aard, omvang en intensiteit). Of de activiteit een inrichting in de zin van artikel 1.1 lid 1 Wet milieubeheer is, is daarvoor niet bepalend | Raad van State 14 september 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2586 |
Flitsbezorging is geen ‘detailhandel’ in de zin van het bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro, bij Click & Collect en Too Good To Go activiteiten (als hoofdactiviteit) kan onder omstandigheden wel worden gesproken van detailhandel | Rechtbank Amsterdam 6 oktober 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:5767 |
Flitsbezorging is geen ‘detailhandel’ in de zin van het bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro. Ook ondergeschikte Click & Collect en Too Good To Go activiteiten zijn niet aan te merken als detailhandel | Raad van State 6 oktober 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2851 |
Als (het relevante deel van de omschrijving van) het begrip ‘hoofdgebouw’ zoals opgenomen in een bestemmingsplan (ex artikel 3.1 Wro) gelijkluidend is aan het begrip ‘hoofdgebouw’ in artikel 1 lid 1 Bijlage II Besluit omgevingsrecht (Bor), kan voor de uitleg van dit begrip aansluiting worden gezocht bij de nota van toelichting bij het Bor. Uit die nota van toelichting volgt dat in bouwkundige zin van het hoofdgebouw te onderscheiden aangebouwde bouwwerken waarin slechts ondergeschikte functies plaatsvinden, zoals een aangebouwde garage, geen deel uitmaken van het hoofdgebouw | Raad van State 12 oktober 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2934 |
Het is in beginsel mogelijk om het benodigde parkeerplaatsen naar beneden bij te stellen vanwege bijvoorbeeld de beschikbaarheid van deelauto’s, mits dit voldoende deugdelijk is onderbouwd (bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro) | Raad van State 16 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3313 |
Bij lamellen die in het horizontale deel van een stalen constructie zijn aangebracht en die roteerbaar en verschuifbaar zijn, maar in gesloten toestand in elkaar grijpen waardoor een waterdichte afdekking ontstaat, kan sprake zijn van een afdekking en dus van een ‘overdekte ruimte’ in de zin van het begrip ‘gebouw’, zoals opgenomen in een bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro | Raad van State 21 december 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3880 |
Of sprake is van strijd met het bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro wordt bepaald door het gebruik dat feitelijk op de (bedrijfs)locatie plaatsvindt en niet door de KvK-registratie (SBI-codes(s)) | Raad van State 8 februari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:500 |
Een kantoor kan onder bepaalde omstandigheden als een ‘bedrijf’ in de zin van het bestemmingsplan (ex artikel 3.1 Wro) worden aangemerkt | Raad van State 1 maart 2023, ECLI:NL:RVS:2023:850 |
Onder de Wet ruimtelijke ordening behoort het tot de beleidsruimte van de gemeenteraad om de mate van gedetailleerdheid van een bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro te bepalen | Raad van State 15 maart 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1047 |
Voor het beoordelen van de aanvaardbaarheid van windhinder bij het vaststellen van een bestemmingsplan (ex artikel 3.1 Wro) kan in beginsel aansluiting worden gezocht bij het materiële toetsingskader van de NEN 8100 | Raad van State 15 maart 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1039 |
Aspecten van volksgezondheid – waaronder de gezondheid van recreanten – zijn een bij de vaststelling van een bestemmingsplan (ex artikel 3.1 Wro) mee te wegen belang | Raad van State 29 maart 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1248 |
Het bevoegd gezag moet bij het beoordelen van de ruimtelijke gevolgen van een (bestemmingsplan)plan uitgaan van een representatieve invulling van de maximale bouw- en gebruiksmogelijkheden die het plan biedt (artikel 3.1 Wro) | Raad van State 26 april 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1664 |
Overlast van bouwwerkzaamheden betreft een uitvoeringsaspect, dat niet hoeft te worden betrokken bij (het besluitvormingsproces omtrent) de vaststelling van een bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro | Raad van State 3 mei 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1688 |
Als in een bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro geen definitie van een bepaald begrip in de planregels is opgenomen, dan kan voor de uitleg van dit begrip aansluiting worden gezocht bij het normaal spraakgebruik zoals omschreven in het Van Dale groot woordenboek der Nederlandse taal. Als het betreffende begrip niet in Van Dale is opgenomen, kan – voor zover mogelijk – aansluiting worden gezocht bij een daarmee in het Van Dale opgenomen vergelijkbaar begrip | Raad van State 24 mei 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2020 |
De formulering van een planregel – dus niet de plaats daarvan – in een bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro bepaalt of sprake is van een rechtstreeks werkende regel | Raad van State 24 mei 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2019 |
Indien bij de vaststelling van een bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro de relevante richtafstand uit de VNG-brochure wordt aangehouden, hoeft de gemeenteraad in beginsel geen verdere toetsing te verrichten. Als de raad er – desondanks – voor kiest om onderzoek te laten verrichten naar de gevolgen van een activiteit voor het woon- en leefklimaat moet, als het onderzoek inhoudelijk wordt bestreden, door de Raad van State worden beoordeeld of dat onderzoek zorgvuldig is verricht en kan niet worden volstaan met een verwijzing naar de richtafstand uit de VNG-brochure | Raad van State 31 mei 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2117 |
In een bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro kan de parkeerbehoefte in beginsel – mits goed gemotiveerd – met tien parkeerplaatsen worden bijgesteld als gevolg van het gebruik van één deelauto | Raad van State 7 juni 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2204 |
Als het begrip ‘eigen terrein’ niet in het bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro is gedefinieerd, dan kan een nabijgelegen perceel (in eigendom van een ander) onder omstandigheden – bijv. na het sluiten van een huurovereenkomst waarin de beschikbaarheid van de benodigde parkeerplaatsen is vastgelegd – als ‘eigen terrein’ worden aangemerkt | Raad van State 21 juni 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2401 |
Bij de vaststelling van een bestemmingsplan op grond van artikel 3.1 Wro – vooruitlopend op de inwerkingtreding van de Omgevingswet – is de gemeenteraad alleen gehouden de op dat moment geldende wet- en regelgeving in acht te nemen. Er hoeft in dat geval dus geen rekening te worden gehouden met de mogelijkheden/beperkingen van de Omgevingswet | Raad van State 21 juni 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2421 |
De richtafstanden uit de VNG-brochure gelden tussen enerzijds de grens van de bestemming die milieubelastende en milieugevoelige functies toelaat, en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een woning die volgens het bestemmingsplan of via vergunningvrij bouwen mogelijk is | Raad van State 8 juni 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1615 |
Als uitgangspunt geldt dat een bestuursorgaan bij het nemen van een besluit – waaronder een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro – moet uitgaan van het beleid dat van toepassing is op het moment dat dat besluit wordt genomen. De gemeenteraad kan daar gemotiveerd van afwijken | Raad van State 5 juli 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2591 |
Bij het hanteren van de lichte TNO-norm (bezonning) in het kader van het vaststellen van een bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro mag (i) een tijdsinterval tussen de metingen worden gehanteerd en (ii) de bezonning van de voor- en achter(zij)gevel van een woning in beginsel niet bij elkaar worden opgeteld | Raad van State 19 juli 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2773 |
Een motie van de gemeenteraad en de vraag of deze motie naar behoren is uitgevoerd, is alleen van betekenis in de verhouding tussen de raad en het College van B&W en leidt niet tot een juridische verplichting die de raad bij de vaststelling van het bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro in acht moet nemen | Raad van State 2 augustus 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2962 |
Het beschikken over een exploitatievergunning en/of een Drank- en Horecawetvergunning schept in beginsel niet de gerechtvaardigde verwachting dat een zelfstandige horecagelegenheid planologisch zal worden toegestaan in het bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro | Raad van State 6 juni 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1887 |
Het bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro is wat betreft de kap of verplaatsing van bomen pas (feitelijk) onuitvoerbaar als de raad redelijkerwijs tot de conclusie had moeten komen dat nooit een omgevingsvergunning voor de kap dan wel de verplaatsing van de bomen zou kunnen worden verleend en dat dit blijvend in de weg zou staan aan uitvoering van het bestemmingsplan | Raad van State 18 oktober 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3844 |
Het enkel hanteren van de zinsnede ‘een aanvaardbaar windklimaat’ in een planregel biedt onvoldoende duidelijkheid omtrent de te hanteren norm bij de vraag of een bouwplan al dan niet in strijd is met het bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro | Raad van State 27 september 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3630 |
De beantwoording van de vraag of een in de planregels opgenomen open norm voldoende concreet en objectief begrensd is hangt af van de omstandigheden van het geval, maar hierbij wordt de inhoud van een of meer eventuele beleidsregels niet betrokken (artikel 3.1 Wro) | Raad van State 6 september 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3380 |
De toetsing aan de welstandsnota kan bij de vaststelling van een bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro – in beginsel – geen rol spelen (de welstandsnota is gelet op artikel 2.10 lid 1 onder d Wabo pas aan de orde bij de beoordeling van een aanvraag om een omgevingsvergunning voor bouwen) | Raad van State 18 oktober 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3852 |
Het uitvoeren van een windonderzoek in het kader van de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro is uitsluitend noodzakelijk indien aannemelijk is dat de windhinder zo ernstig zal zijn dat het plan op geen enkele wijze kan worden uitgevoerd | Raad van State 25 oktober 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3952 |
Voor bezonning en/of schaduwhinder van woningen en kantoren bestaan geen wettelijke normen en de uitkomst van de belangenafweging in het kader van een bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro is afhankelijk van de omstandigheden van het geval (daarbij hoeft geen doorslaggevende betekenis toe te komen aan het antwoord op de vraag of wordt voldaan aan bepaalde door TNO opgestelde normen voor bezonning) | Raad van State 16 augustus 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3127 |
Als in de begripsbepalingen van een bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro geen definitie is opgenomen van het begrip “vrijstaande woning” en de plantoelichting ook geen aanknopingspunten bevat voor de wijze waarop dit begrip moet worden uitgelegd, wordt hieronder verstaan “een op zichzelf staand, niet aan iets anders vastgebouwde woning”. Een twee-onder-één-kapwoning die is ontstaan door het terugplaatsen van een inpandige scheidingswand kan niet worden aangemerkt als een vrijstaande woning | Raad van State 27 december 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4798 |
Een verleende, maar nog niet onherroepelijke vergunning vormt weliswaar een zwaarwegend belang bij het vaststellen van een bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro, maar de raad kan zich bij het vaststellen van dit plan niet louter baseren op de verwachting dat een verleende vergunning onherroepelijk zal worden en dat het vergunde daarom uit een oogpunt van rechtszekerheid als zodanig bestemd moet worden. De raad moet immers nog de afweging maken of er uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening redenen zijn om de vergunning al dan niet in te passen | Raad van State 14 augustus 2024, ECLI:NL:RVS:2024:3290 |