Artikel 2 Bijlage II Bor
Een omgevingsvergunning voor activiteiten als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a of c, van de wet is niet vereist, indien deze activiteiten betrekking hebben op:
- 1. gewoon onderhoud van een bouwwerk, voor zover detaillering, profilering en vormgeving van dat bouwwerk niet wijzigen;
- 2. werkzaamheden ingevolge een besluit als bedoeld in artikel 13, 13a of 13b van de Woningwet;
- 3. een op de grond staand bijbehorend bouwwerk of uitbreiding daarvan in achtererfgebied, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:
- a. voor zover op een afstand van niet meer dan 4 m van het oorspronkelijk hoofdgebouw, niet hoger dan:
- 1°. 5 m,
- 2°. 0,3 m boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw, en
- 3°. het hoofdgebouw,
- b. voor zover op een afstand van meer dan 4 m van het oorspronkelijk hoofdgebouw:
- 1°. indien hoger dan 3 m: voorzien van een schuin dak, de dakvoet niet hoger dan 3 m, de daknok gevormd door twee of meer schuine dakvlakken, met een hellingshoek van niet meer dan 55°, en waarbij de hoogte van de daknok niet meer is dan 5 m en verder wordt begrensd door de volgende formule:maximale daknokhoogte [m] = (afstand daknok tot de perceelsgrens [m] x 0,47) + 3;
- 2°. functioneel ondergeschikt aan het hoofdgebouw, tenzij het betreft huisvesting in verband met mantelzorg,
- c. op een afstand van meer dan 1 m vanaf openbaar toegankelijk gebied, tenzij geen redelijke eisen van welstand van toepassing zijn,
- d. de ligging van een verblijfsgebied als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van het Bouwbesluit 2012, in geval van meer dan een bouwlaag, uitsluitend op de eerste bouwlaag,
- e. niet voorzien van een dakterras, balkon of andere niet op de grond gelegen buitenruimte,
- f. de oppervlakte van al dan niet met vergunning gebouwde bijbehorende bouwwerken in het bebouwingsgebied bedraagt niet meer dan:
- 1°. in geval van een bebouwingsgebied kleiner dan of gelijk aan 100 m2: 50% van dat bebouwingsgebied,
- 2°. in geval van een bebouwingsgebied groter dan 100 m2 en kleiner dan of gelijk aan 300 m2: 50 m2, vermeerderd met 20% van het deel van het bebouwingsgebied dat groter is dan 100 m2,
- 3°. in geval van een bebouwingsgebied groter dan 300 m2: 90 m2, vermeerderd met 10% van het deel van het bebouwingsgebied dat groter is dan 300 m2, tot een maximum van in totaal 150 m2,
- g. niet aan of bij:
- 1°. een woonwagen,
- 2°. een hoofdgebouw waarvoor in de omgevingsvergunning voor het bouwen daarvan is bepaald dat de vergunninghouder na het verstrijken van een bij die vergunning aangegeven termijn verplicht is de voor de verlening van de vergunning bestaande toestand hersteld te hebben,
- 3°. een bouwwerk ten behoeve van recreatief nachtverblijf door één huishouden;
- a. voor zover op een afstand van niet meer dan 4 m van het oorspronkelijk hoofdgebouw, niet hoger dan:
- 4. een dakkapel in het achterdakvlak of een niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerd zijdakvlak, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:
- a. voorzien van een plat dak,
- b. gemeten vanaf de voet van de dakkapel niet hoger dan 1,75 m,
- c. onderzijde meer dan 0,5 m en minder dan 1 m boven de dakvoet,
- d. bovenzijde meer dan 0,5 m onder de daknok,
- e. zijkanten meer dan 0,5 m van de zijkanten van het dakvlak, en
- f. niet op:
- 1°. een woonwagen,
- 2°. een gebouw waarvoor in de omgevingsvergunning voor het bouwen daarvan is bepaald dat het slechts voor een bepaalde periode in stand mag worden gehouden, of
- 3°. een bouwwerk ten behoeve van recreatief nachtverblijf door één huishouden;
- 5. een dakraam, daklicht, lichtstraat of soortgelijke daglichtvoorziening in een dak, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:
- a. indien in het achterdakvlak, een niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerd zijdakvlak of een plat dak, de constructie niet meer dan 0,6 m buiten het dakvlak respectievelijk het platte dak uitsteekt,
- b. indien in een ander dakvlak dan bedoeld in onderdeel a,
- 1°. de constructie niet buiten het dakvlak uitsteekt, of
- 2°. ingeval geen redelijke eisen van welstand van toepassing zijn, de constructie niet meer dan 0,6 m buiten het dakvlak uitsteekt, en
- c. zijkanten, onder- en bovenzijde meer dan 0,5 m van de randen van het dakvlak of het platte dak;
- 6. een collector voor warmteopwekking of een paneel voor elektriciteitsopwekking op een dak, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:
- a. indien op een schuin dak:
- 1°. binnen het dakvlak,
- 2°. in of direct op het dakvlak, en
- 3°. hellingshoek gelijk aan hellingshoek dakvlak,
- b. indien op een plat dak: afstand tot de zijkanten van het dak ten minste gelijk aan hoogte collector of paneel, en
- c. indien de collector of het paneel niet één geheel vormt met de installatie voor het opslaan van het water of het omzetten van de opgewekte elektriciteit: die installatie aan de binnenzijde van een bouwwerk is geplaatst;
- a. indien op een schuin dak:
- 7. een kozijn, kozijninvulling of gevelpaneel, mits in de achtergevel, of een niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijgevel van een hoofdgebouw, dan wel in een gevel van een bijbehorend bouwwerk, voor zover die gevel is gelegen in achtererfgebied op een afstand van meer dan 1 m vanaf openbaar toegankelijk gebied, tenzij geen redelijke eisen van welstand van toepassing zijn;
- 8. een zonwering, rolhek, luik of rolluik aan of in een gebouw, mits bij een rolhek, luik of rolluik in een voorgevel of een naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijgevel van een ander hoofdgebouw dan een woning of woongebouw, wordt voldaan aan de volgende eisen:
- a. geplaatst aan de binnenzijde van de uitwendige scheidingsconstructie, en
- b. voor ten minste 75% voorzien van glasheldere doorkijkopeningen;
- 9. een afscheiding tussen balkons of dakterrassen;
- 10. tuinmeubilair, mits niet hoger dan 2,5 m;
- 11. een sport- of speeltoestel voor uitsluitend particulier gebruik, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:
- a. niet hoger dan 2,5 m, en
- b. uitsluitend functionerend met behulp van de zwaartekracht of de fysieke kracht van de mens;
- 12. een erf- of perceelafscheiding, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:
- a. niet hoger dan 1 m, of
- b. niet hoger dan 2 m, en
- 1°. op een erf of perceel waarop al een gebouw staat waarmee de erf- of perceelafscheiding in functionele relatie staat,
- 2°. achter de voorgevelrooilijn, en
- 3°. op meer dan 1 m van openbaar toegankelijk gebied, tenzij geen redelijke eisen van welstand van toepassing zijn;
- 13. een constructie voor het overbruggen van een terreinhoogteverschil van niet meer dan 1 m die niet hoger is dan het aansluitende afgewerkte terrein;
- 14. een vlaggenmast op een erf, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:
- a. niet hoger dan 6 m, en
- b. maximaal één mast per erf;
- 15. een antenne-installatie ten behoeve van mobiele telecommunicatie op of aan een bouwwerk, met inbegrip van een hekwerk ter beveiliging van een zodanige antenne-installatie op of aan een bouwwerk als bedoeld in onderdeel a, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:
- a. indien op of aan een hoogspanningsmast, wegportaal, reclamezuil, lichtmast, windmolen, sirenemast dan wel een niet van een bouwwerk deel uitmakende schoorsteen, of op een antenne-installatie als bedoeld in onderdeel 16 dan wel een antenne-installatie voor het bouwen waarvan een vergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de wet is vereist:
- 1°. de antenne, met antennedrager, gemeten vanaf de voet, niet hoger dan 5 m, en
- 2°. de antenne hoger geplaatst dan 3 m, gemeten vanaf het bij het bouwwerk aansluitende afgewerkt terrein,
- b. indien op of aan een ander bouwwerk, dan bedoeld in onderdeel a:
- 1°. de antenne, met antennedrager, gemeten vanaf de voet, niet hoger dan 0,5 m, of
- 2°. de antenne, met antennedrager, gemeten vanaf de voet, of indien bevestigd aan een gevel van een gebouw, gemeten vanaf het punt waarop de antenne, met antennedrager, het dakvlak kruist, niet hoger dan 5 m, en:
- a. de antenne, met antennedrager, hoger geplaatst dan 9 m, gemeten vanaf het bij het bouwwerk aansluitende afgewerkt terrein,
- b. de bedrading in of direct langs de antennedrager of inpandig is aangebracht, dan wel in een kabelgoot, mits deze kabelgoot meer dan 1 m achter de voorgevel is geplaatst, en
- c. de antennedrager bij plaatsing op het dak van een gebouw:
- 1°. aan of bij een op het dak aanwezig object geplaatst,
- 2°. in het midden van het dak geplaatst, of
- 3°. elders op het dak geplaatst, mits de afstand in m tot de voorgevel van het bouwwerk ten minste gelijk is aan: 18 gedeeld door de hoogte waarop de antenne, met antennedrager, is geplaatst, gemeten vanaf het bij het gebouw aansluitende afgewerkt terrein tot aan de voet van de antenne, met antennedrager;
- a. indien op of aan een hoogspanningsmast, wegportaal, reclamezuil, lichtmast, windmolen, sirenemast dan wel een niet van een bouwwerk deel uitmakende schoorsteen, of op een antenne-installatie als bedoeld in onderdeel 16 dan wel een antenne-installatie voor het bouwen waarvan een vergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de wet is vereist:
- 16. een antenne-installatie met bijbehorend opstelpunt ten behoeve van de C2000-infrastructuur voor de mobiele communicatie door hulpverleningsdiensten;
- 17. een andere antenne-installatie dan bedoeld in de onderdelen 15 en 16, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:
- a. de antenne-installatie achter het voorerfgebied geplaatst,
- b. indien het een schotelantenne betreft:
- 1°. de doorsnede van de antenne niet meer dan 2 m, en
- 2°. de antenne, met antennedrager, gemeten vanaf de voet, niet hoger dan 3 m, of
- c. indien het een andere antenne betreft dan bedoeld in onderdeel b: de antenne, met antennedrager, gemeten vanaf de voet, of indien deze is bevestigd aan de gevel, gemeten vanaf het punt waarop de antenne, met antennedrager, het dakvlak kruist, niet hoger dan 5 m;
- 18. een bouwwerk ten behoeve van een infrastructurele of openbare voorziening, voor zover het betreft:
- a. een bouwwerk ten behoeve van een nutsvoorziening, de waterhuishouding, het meten van de luchtkwaliteit, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer of het weg-, spoorweg-, water- of luchtverkeer, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:
- 1°. niet hoger dan 3 m, en
- 2°. de oppervlakte niet meer dan 15 m2,
- b. een bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten behoeve van het weren van voorwerpen die de veiligheid van het weg-, spoorweg-, water- of luchtverkeer in gevaar kunnen brengen, ten behoeve van de beveiliging van een weg, spoor- of waterweg of een spoorweg- of luchtvaartterrein, of ten behoeve van verkeersregeling, verkeersgeleiding, handhaving van de verkeersregels, wegaanduiding, het opladen van accu’s van voertuigen, verlichting, tolheffing of het verschaffen van toegang tot het openbaar vervoer of openbaar vervoersgebouwen,
- c. bovenleidingen met de bijbehorende draagconstructies of seinpalen,
- d. ondergrondse buis- en leidingstelsels, met uitzondering van een buisleiding als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van het Besluit externe veiligheid buisleidingen,
- e. een container voor het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:
- 1°. niet hoger dan 2 m, en
- 2°. indien bovengronds geplaatst: de oppervlakte niet meer dan 4 m2,
- f. een elektronische sirene ten behoeve van het waarschuwen van de bevolking bij calamiteiten of de dreiging daarvan, alsmede de daarbij behorende bevestigingsconstructie,
- g. straatmeubilair;
- a. een bouwwerk ten behoeve van een nutsvoorziening, de waterhuishouding, het meten van de luchtkwaliteit, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer of het weg-, spoorweg-, water- of luchtverkeer, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:
- 19. een magazijnstelling die uitsluitend steunt op een vloer van het gebouw waarin zij wordt geplaatst, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:
- a. niet lager dan 3 m en niet hoger dan 8,5 m, en
- b. de magazijnstelling niet is voorzien van een verdiepingsvloer of loopbrug;
- 20. een bouwkeet, bouwbord, steiger, heistelling, hijskraan, damwand of andere hulpconstructie die functioneel is voor een bouw-, onderhouds- of sloopactiviteit, een tijdelijke werkzaamheid in de grond-, weg- of waterbouw of een tijdelijke werkzaamheid op land waarop het Besluit algemene regels milieu mijnbouw van toepassing is, mits geplaatst op of in de onmiddellijke nabijheid van het terrein waarop die activiteit of werkzaamheid wordt uitgevoerd;
- 21. een ander bouwwerk in voor- of achtererfgebied, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:
- a. niet hoger dan 1 m, en
- b. de oppervlakte niet meer dan 2 m2;
- 22. het gebruiken van een bestaand bouwwerk voor huisvesting in verband met mantelzorg.
Rechtspraak artikel 2 Bijlage II Bor (vergunningsvrije activiteiten voor bouwen en gebruiken)
‘Gewoon onderhoud’ als bedoeld in artikel 2 lid 1 Bijlage II Bor (vergunningsvrije activiteiten voor bouwen en gebruiken) ziet op activiteiten die erop zijn gericht om te behouden wat er is | Raad van State 13 juli 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1961 |
Het verwijderen en terugplaatsen van een bouwwerk ten behoeve van reparatie valt onder ‘gewoon onderhoud’ als bedoeld in artikel 2 lid 1 Bijlage II Bor (vergunningsvrije activiteiten voor bouwen en gebruiken), mits het onderhoud gericht is op het behouden wat vergund en gerealiseerd is en de uiterlijke verschijningsvorm en de omvang van het bouwwerk niet worden gewijzigd | Raad van State 13 mei 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1221 |
Met het woord ‘grond’ in de zinsnede ‘een op de grond staand bijbehorend bouwwerk’ in artikel 2 lid 3 Bijlage II van het Bor (vergunningsvrije activiteiten voor bouwen en gebruiken) wordt bedoeld dat slechts vergunningvrij mag worden gebouwd aan of bij een al bestaande eerste bouwlaag op de begane grond en niet dat de uitbreiding of bijbehorend bouwwerk direct op de aardbodem moet staan | Rechtbank Amsterdam 18 december 2015, ECLI:NL:RBAMS:2015:9575 |
Met het bouwen op de ‘grond’ als bedoeld in artikel 2 lid 3 Bijlage II Bor wordt bedoeld dat de begane grondvloer van het bijbehorende bouwwerk op normale wijze aansluit op het aansluitende afgewerkte terrein | Raad van State 17 augustus 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BR5192 |
De oppervlakte van een bijbehorend bouwwerk ex artikel 2 lid 3 Bijlage II Bor wordt meegeteld bij de maximaal toegestane (vloer)oppervlakte ten behoeve van een bepaalde functie, zoals opgenomen in het bestemmingsplan | Raad van State 5 juni 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1832 |
Het vervangen van een gehele gevelbekleding valt niet onder het toepassingsbereik van artikel 2 lid 7 Bijlage II Bor | Raad van State 16 januari 2008, ECLI:NL:RVS:2008:BC2119 |
Het vervangen van een deur valt onder het toepassingsbereik van artikel 2 lid 7 Bijlage II Bor (vergunningvrij bouwen en gebruiken) | Raad van State 19 december 2018, ECLI:NL:RVS:2018:4156 |
Het plaatsen van zonweringen, rolhekken, luiken of rolluiken kan op grond artikel 2 lid 8 Bijlage II Bor in of aan woningen, woongebouwen en bijbehorende bouwwerken (ook bij een ander hoofdgebouw) worden gerealiseerd | Raad van State 24 juni 2009, ECLI:NL:RVS:2009:BI9658 |
Een hekwerk dat niet slechts dient als afscheiding met de naburige dakterrassen is geen afscheiding tussen balkons of dakterrassen als bedoeld in artikel 2 lid 9 Bijlage II Bor | Raad van State 17 januari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:93 |
Tuinmeubilair als bedoeld in artikel 2 lid 10 Bijlage II Bor is slechts vergunningvrij indien het op de grond wordt geplaatst | Raad van State 11 februari 2015, ECLI:NL:RVS:2015:380 |
Een vlonder is geen tuinmeubilair als bedoeld in artikel 2 lid 10 Bijlage II Bor | Raad van State 2 februari 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BP2811 |
Een vijver is niet aan te merken als tuinmeubilair als bedoeld in artikel 2 lid 10 Bijlage II Bor | Raad van State 16 april 2008, ECLI:NL:RVS:2008:BC9579 |
Verlichtingsobjecten kunnen onder omstandigheden als tuinmeubilair als bedoeld in artikel 2 lid 10 Bijlage II Bor worden aangemerkt | Raad van State 11 februari 2009, ECLI:NL:RVS:2009:BH2547 |
Een zwembad is geen tuinmeubilair als bedoeld in artikel 2 lid 10 Bijlage II Bor | Raad van State 28 juli 2004, ECLI:NL:RVS:2004:AQ5771 |
De perceelgedeelten die in ruimtelijk planologisch opzicht in het geheel niet zijn aan te merken al onderdeel van het perceel waarop het gebouw zich bevindt, vallen buiten de reikwijdte van artikel 2 lid 12 Bijlage II Bor | Raad van State 8 augustus 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2619 |
Een hekwerk op een dakterras is geen afscheiding van een stuk land en dus ook geen erf- of perceelsafscheiding als bedoeld in artikel 2 lid 12 Bijlage II Bor | Raad van State 17 januari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:93 |
Er kunnen meerdere antennes aan één antennedrager als bedoeld in artikel 2 lid 15 Bijlage II Bor worden bevestigd | Raad van State 21 november 2007, ECLI:NL:RVS:2007:BB8395 |
Een gebouw voor de eigen energievoorziening is geen openbare (nuts)voorziening als bedoeld in artikel 2 lid 18 Bijlage II Bor | Raad van State 20 januari 2010, ECLI:NL:RVS:2010:BK9904 |
Een hulpconstructie als bedoeld in artikel 2 lid 20 Bijlage II Bor kan slechts voor een bepaalde tijd worden geplaatst, deze kan niet blijvend ter plekke functioneren | Raad van State 17 april 2013, ECLI:NL:RVS:2013:BZ7696 |
Artikel 2 lid 21 Bijlage II Bor (vergunningvrij ‘ander bouwwerk’) is een restcategorie voor bouwwerken die niet vallen onder de daarvóór in artikel 2 genoemde bouwwerken. Als een bouwwerk – bijvoorbeeld – als een zogenaamd ‘bijbehorend bouwwerk’ ex artikel 2 lid 3 Bijlage II Bor kwalificeert maar niet aan alle in dat artikellid opgenomen voorwaarden voldoet, kan dit bouwwerk niet meer vergunningvrij zijn op grond van artikel 2 lid 21 Bijlage II Bor. Dit ongeacht of het betreffende bouwwerk aan de voorwaarden van artikel 2 lid 21 Bijlage II Bor voldoet | Raad van State 30 november 2022, ECI:NL:RVS:2022:3502 |