Artikel 11.45 Bal
1. Het verbod, bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder g, van de wet, om zonder omgevingsvergunning een flora- en fauna-activiteit te verrichten, geldt in bij ministeriële regeling aangewezen gevallen niet voor flora- en fauna-activiteiten als bedoeld in de artikelen 11.37, eerste lid, en 11.39, eerste lid, die in een bij die regeling aangewezen gedragscode worden beschreven en die:
a. aantoonbaar worden uitgevoerd in overeenstemming met de gedragscode; en
b. plaatsvinden in het kader van:
1°. het bestendig beheren of onderhouden van vaarwegen, watergangen, waterkeringen, waterstaatswerken, oevers, luchthavens, wegen, spoorwegen of bermen, of in het kader van natuurbeheer;
2°. een bestendig beheer of onderhoud in de landbouw of de bosbouw,
3°. een bestendig gebruik; of
4°. ruimtelijke ontwikkeling of inrichting.
2. Een gedragscode wordt bij ministeriële regeling alleen aangewezen, als:
a. de daarin beschreven activiteiten voldoen aan artikel 8.74j, eerste lid, onder b, van het Besluit kwaliteit leefomgeving; en
b. daarin een wijze van verrichten van activiteiten is beschreven, waarmee naar het oordeel van Onze Minister voor Natuur en Stikstof afdoende is gewaarborgd dat:
1°. geen benutting of economisch gewin plaatsvindt van van nature in Nederland in het wild levende vogels van soorten als bedoeld in artikel 1 van de vogelrichtlijn; en
2°. de activiteiten met betrekking tot die vogels zorgvuldig worden verricht.
3. Activiteiten worden in ieder geval zorgvuldig verricht als:
a. daarvan geen wezenlijke invloed uitgaat op de soorten waartoe de vogels behoren; en
b. in redelijkheid alles wordt gedaan of nagelaten om te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken dat:
1°. de vogels worden gedood;
2°. nesten van de vogels worden vernield, beschadigd of weggenomen, of rustplaatsen van vogels worden vernield; en
3°. eieren van de vogels worden vernield.