Artikel 11.131 Bal
1. De artikelen 11.126 en 11.129 zijn niet van toepassing op:
a. het vellen van houtopstanden ter uitvoering van:
1 ̊. een instandhoudingsmaatregel als bedoeld in de artikelen 3, eerste en tweede lid, onder b, c en d, en 4, eerste lid, eerste zin, en tweede lid, van de vogelrichtlijn of artikel 6, eerste lid, van de habitatrichtlijn; of
2 ̊. een passende maatregel als bedoeld in artikel 6, tweede lid, van de habitatrichtlijn;
b. het vellen van houtopstanden ter uitvoering van:
1 ̊. een maatwerkvoorschrift of een maatwerkregel die de verplichting bevat de preventieve of herstelmaatregelen te treffen die nodig zijn voor het bereiken van de instandhoudingsdoelstellingen voor een Natura 2000-gebied;
2 ̊. een maatwerkvoorschrift verbonden aan een omgevingsvergunning voor een Natura 2000- activiteit of een omgevingsvergunning voor een flora- en fauna-activiteit; of
3 ̊. regels gesteld in een ministeriële regeling of omgevingsverordening als bedoeld in de artikelen 11.19, 11.20, 11.42, 11.43, 11.50, 11.51, 11.56 en 11.57;
c. het vellen van houtopstanden voor de aanleg en het onderhoud van brandgangen op natuurterreinen;
d. het vellen van houtopstanden en herbeplanten aantoonbaar wordt uitgevoerd in overeenstemming met de wijze die is beschreven in een bij ministeriële regeling aangewezen gedragscode; of
e. het vellen van een houtopstand, als:
1 ̊. het vellen is te beschouwen als een activiteit als bedoeld in artikel 4.12, tweede lid, onder a tot en met k, van het Omgevingsbesluit of als een onderdeel van die activiteit;
2 ̊. de houtopstand niet is aangelegd om te voldoen aan artikel 11.129, eerste lid, artikel 4.3, eerste lid, van de Wet natuurbescherming of artikel 3, eerste lid, van de Boswet;
3 ̊. voordat tot aanleg van de houtopstand was overgegaan, aan Onze Minister voor Natuur en Stikstof kennis is gegeven van het tijdstip en de plaats van de aanleg en die Minister de ontvangst van de kennisgeving heeft bevestigd; en
4 ̊. de houtopstand blijkens de kennisgeving binnen een periode van 40 jaar na het op het formulier vermelde tijdstip van aanleg in zijn geheel zou worden geveld.
2. De gedragscode, bedoeld in het eerste lid, onder d, waarborgt dat:
a. geen afbreuk wordt gedaan aan bijzondere natuurwaarden of landschappelijke waarden;
b. de te vellen houtopstanden geen deel uitmaken van een boskern;
c. herbeplanting op een bosbouwkundig verantwoorde wijze plaatsvindt;
d. de grond waarop herbeplanting plaatsvindt ten minste dezelfde kwaliteit heeft als de grond waarop de gevelde houtopstand zich bevond; en
e. de grond waarop de herbeplanting plaatsvindt ten minste een gelijke oppervlakte heeft als de grond waarop de gevelde houtopstand zich bevond.