Artikel 2.26 Bbl
1. Het verbod, bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, van de wet, om zonder omgevingsvergunning een bouwactiviteit te verrichten geldt voor een bouwactiviteit, voor zover die betrekking heeft op een bouwwerk zonder dak en dat bouwwerk:
a. hoger is dan 5 m; of
b. ondergronds is gelegen.
2. Het verbod, bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, van de wet, om zonder omgevingsvergunning een bouwactiviteit te verrichten geldt ook voor een bouwactiviteit die betrekking heeft op een bouwwerk zonder dak als het gaat om een van de volgende bouwwerken:
a. een sport- of speeltoestel dat:
1°. hoger is dan 4 m; of
2°. niet alleen functioneert met behulp van de zwaartekracht of de fysieke kracht van de mens;
b. een constructie voor het overbruggen van een terreinhoogteverschil die:
1°. hoger is dan 1 m; of
2°. hoger is dan het aansluitende afgewerkte terrein;
c. een erf- of perceelafscheiding hoger dan 2 m; of
d. een schotelantenne die:
1°. een doorsnede heeft van meer dan 2 m; of
2°. de antenne, met antennedrager, gemeten vanaf de voet, hoger is dan 3 m.
3. Als het gaat om een andere antenne dan bedoeld in het tweede lid, onder d, geldt de hoogte, bedoeld in het eerste lid, onder a, voor de antenne met de antennedrager en wordt die gemeten vanaf de voet, of bij bevestiging aan de gevel, vanaf het punt waarop de antenne, met antennedrager, het dakvlak kruist.