Artikel 6.8 Bbl
1. Een gebruiksmelding wordt ondertekend en bevat de volgende gegevens en bescheiden:
a. de naam en het adres van degene die de activiteit, bedoeld in artikel 6.1, verricht, en, als dat van toepassing is, van degene die is gemachtigd om te melden;
b. de dagtekening;
c. het adres, de kadastrale aanduiding of de ligging van het bouwwerk; en
d. een situatieschets met noordpijl met een schaal die niet kleiner is dan 1:1.000, en per bouwlaag een plattegrondtekening met een schaal die niet kleiner is dan 1:100 bij een gebouw met een brutovloeroppervlakte van minder dan 10.000 m2 en niet kleiner dan 1:200 bij een grotere brutovloeroppervlakte. Op de plattegrondtekening of een bijlage daarvan is aangegeven:
1°. schaalaanduiding;
2°. per bouwlaag: hoogte van de vloer boven meetniveau, gebruiksoppervlakte, maximaal aantal personen;
3°. per ruimte:
i. vloeroppervlakte;
ii. gebruiksfunctie;
iii. bij ruimten voor meer dan 25 personen, de hoogste bezetting van die ruimte; en
iv. opstelling van inventaris en van inrichtingselementen als bedoeld in dit besluit;
4°. met aanduidingen van de plaats van, voor zover deze aanwezig zijn:
i. brand- en/of rookwerende scheidingsconstructies;
ii. vluchtroutes;
iii. draairichting van deuren als bedoeld in artikel 3.121;
iv. zelfsluitende deuren als bedoeld in artikel 3.123;
v. sluitwerk van deuren als bedoeld in de artikelen 3.122 en 6.21;
vi. vluchtroute-aanduidingen;
vii. noodverlichting;
viii. oriëntatieverlichting als bedoeld in artikel 3.103;
ix. brandmeldcentrale en brandmeldpaneel;
x. brandslanghaspels;
xi. mobiele brandblusapparaten;
xii. droge blusleidingen;
xiii. brandweeringang;
xiv. sleutelkluis of –buis; en
xv. brandweerlift;
5°. de aard en de plaats van de brandveiligheidsinstallaties. De aanduidingen zijn conform NEN 1413 voor zover deze norm daarin voorziet; en
6°. bij toepassing van een gelijkwaardige maatregel bij de regels van afdeling 6.2 en paragraaf 6.5.1: gegevens en bescheiden waarmee de gelijkwaardigheid aannemelijk wordt gemaakt.
2. Bij een gebruiksmelding voor tijdelijk of seizoensgebonden gebruik van een bouwwerk wordt door degene die de activiteit, bedoeld in artikel 6.1, verricht, aangegeven voor welke periode of voor welke tijdvakken in een kalenderjaar het gebruik is beoogd.
3. Een gebruiksmelding kan betrekking hebben op meerdere bouwwerken op hetzelfde terrein of op met elkaar samenhangende terreinen.