Artikel 8.74o Bkl
1. Aan een omgevingsvergunning voor een flora- en fauna-activiteit als bedoeld in artikel 11.37, eerste lid, 11.38, eerste lid, 11.39, eerste lid, of 11.40 van het Besluit activiteiten leefomgeving worden voorschriften verbonden, die inhouden:
a. de middelen, installaties of methoden voor het vangen of doden;
b. de tijd en locatie waarvoor de omgevingsvergunning geldt;
c. de soorten van vogels, of hun nesten, rustplaatsen of eieren, waarvoor de omgevingsvergunning geldt; en
d. de wijze waarop het risico voor het behoud van de vogelstand wordt beperkt.
2. Als de omgevingsvergunning wordt verleend vanwege een belang als bedoeld in artikel 8.74j, eerste lid, onder b, onder 3°, worden alleen middelen voorgeschreven die nadelige gevolgen voor het welzijn van vogels voorkomen of, als dat niet mogelijk is, zoveel mogelijk beperken.