Artikel 2.18 Ow
1. Bij het provinciebestuur berusten, naast de elders in deze wet en op grond van andere wetten aan dat bestuur toegedeelde taken voor de fysieke leefomgeving, de volgende taken:
a. met inachtneming van de grenzen van artikel 2.3, tweede lid: de gebiedsgerichte coördinatie van de uitoefening van taken en bevoegdheden door gemeenten en waterschappen,
b. het voorkomen of beperken van geluid in stiltegebieden,
c. het beschermen van de kwaliteit van het grondwater in grondwaterbeschermingsgebieden, in verband met de winning daarvan voor de bereiding van voor menselijke consumptie bestemd water,
d. op het gebied van het beheer van watersystemen en het zwemwaterbeheer:
1°. het beheer van watersystemen, voor zover dat aan de provincie is toegedeeld bij omgevingsverordening als bedoeld in het tweede lid of bij ministeriële regeling als bedoeld in artikel 2.20, derde lid,
2°. het houden van toezicht op het beheer van watersystemen voor zover dat is toegedeeld aan de waterschappen, met uitzondering van het beheer van primaire waterkeringen,
3°. het beheer van de zwemwaterkwaliteit, in ieder geval door het nemen van beheersmaatregelen als bedoeld in artikel 2, zevende lid, van de zwemwaterrichtlijn, voor zover deze taak niet op grond van artikel 2.16, 2.17 of 2.19 berust bij een gemeente, een waterschap of het Rijk,
e. het behoeden van de staat en werking van de volgende infrastructuur voor nadelige gevolgen van activiteiten op of rond die infrastructuur:
1°. burgerluchthavens van regionale betekenis,
2°. lokale spoorweginfrastructuur,
3°. wegen in beheer bij de provincie,
f. de beheersing van geluid afkomstig van wegen en lokale spoorwegen die zijn aangewezen op grond van artikel 2.13a, eerste lid, en van industrieterreinen als toepassing is gegeven aan artikel 2.12a,
g. op het gebied van natuur:
1°. het behoud of herstel van dier- en plantensoorten die van nature in Nederland in het wild voorkomen, van hun biotopen en habitats, en van in Nederland voorkomende typen natuurlijke habitats, in overeenstemming met de internationaalrechtelijke verplichtingen,
2°. het zorg dragen voor het nemen van maatregelen:
– voor Natura 2000-gebieden, in overeenstemming met de vogelrichtlijn en de habitatrichtlijn, met uitzondering van Natura 2000-gebieden of gedeelten daarvan in bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen, en – voor bijzondere nationale natuurgebieden, die nodig zijn voor het bereiken van de instandhoudingsdoelstellingen voor de onderscheiden gebieden, in bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen,
3°. de preventie en beheersing van de introductie en verspreiding van invasieve uitheemse soorten, in bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen.
2. Bij provinciale verordening wordt, met inachtneming van artikel 2, tweede lid, van de Waterschapswet, het beheer van regionale wateren toegedeeld aan waterschappen. Bij omgevingsverordening kan:
a. het beheer van regionale wateren worden toegedeeld aan andere openbare lichamen,
b. het beheer van vaarwegen worden toegedeeld aan waterschappen.
3. In afwijking van het eerste lid berust de taak, bedoeld in het eerste lid, onder e, aanhef en onder 2°, in gebieden die op grond van artikel 20, derde lid, van de Wet personenvervoer 2000 zijn aangewezen bij het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam, bedoeld in laatstbedoeld lid.