Artikel 2.25 Ow
1. Regels op grond van artikel 2.24 kunnen alleen worden gesteld over:
a. de inhoud of motivering van:
1°. een programma als bedoeld in paragraaf 3.2.2, artikel 3.14a of paragraaf 3.2.4,
2°. een omgevingsplan, waterschapsverordening of omgevingsverordening,
3°. een maatwerkvoorschrift,
4°. een projectbesluit,
5°. een besluit tot het buiten toepassing laten van regels als bedoeld in artikel 5.53, derde of vierde lid,
6°. een legger, met inbegrip van een technisch beheerregister, of peilbesluit als bedoeld in artikel 2.39 of 2.41,
7°. een calamiteitenplan als bedoeld in artikel 19.14,
8°. een monitoringsprogramma als bedoeld in artikel 20.2, vierde lid,
9°. een besluit tot vaststelling van geluidproductieplafonds als omgevingswaarden als bedoeld in artikel 2.12a, eerste lid, 2.13a, eerste lid, of 2.15, tweede lid, of een besluit tot vaststelling van geluidwerende maatregelen als bedoeld in artikel 2.43,
10°. een besluit tot aanwijzing van natuurgebieden als bedoeld in artikel 2.44,
11°. een besluit tot erkenning op grond van artikel 4.32, tweede lid, onder a,
12°. een plan als bedoeld in artikel 16.53c,
13°. een handeling of besluit als bedoeld in artikel 2.46, eerste of derde lid,
b. de uitoefening van een taak als bedoeld in paragraaf 2.4.1, de uitoefening van een bevoegdheid als bedoeld in artikel 2.44, eerste tot en met vierde lid, 2.38 of 2.45 of het treffen van maatregelen, bedoeld in artikel 3.10, tweede lid, onder b, onder 2°.
2. De regels kunnen dienen ter uitvoering van een programma van Onze Minister die het aangaat als bedoeld in paragraaf 3.2.4.
3. Regels over de inhoud of motivering van een omgevingsplan, waterschapsverordening of omgevingsverordening kunnen alleen worden gesteld over:
a. de uitoefening van taken als bedoeld in paragraaf 2.4.1, waaronder regels over op te nemen of opgenomen omgevingswaarden, omgevingsvergunningen voor een omgevingsplanactiviteit en omgevingsvergunningen als bedoeld in artikel 5.3 of 5.4,
b. in een omgevingsplan of omgevingsverordening opgenomen andere dan onder a bedoelde omgevingswaarden,
c. op te nemen of opgenomen regels:
1°. in een omgevingsverordening als bedoeld in artikel 2.22, 5.19, eerste lid, 5.34, derde lid, onder c, onder 1°, 8.1, vierde lid, of 8.2, vierde lid,
2°. in een omgevingsplan als bedoeld in artikel 4.2, eerste lid,
3°. in een omgevingsplan over bouwactiviteiten,
4°. in een omgevingsplan als bedoeld in artikel 16.55, vierde lid,
5°. als bedoeld in artikel 4.6,
6°. over monitoring als bedoeld in de artikelen 20.1 en 20.2 en gegevensverzameling als bedoeld in artikel 20.6.
4. Bij de regels kan een termijn worden gesteld waarbinnen uitvoering moet zijn gegeven aan de regels.
5. Bij de regels wordt bepaald in welke gevallen en onder welke voorwaarden van de regels kan worden afgeweken als de toepassing van de regels niet toereikend is voor, of in de weg staat aan, het bereiken van de doelen van de wet.
6. Onverminderd het derde lid, onder c, kunnen de regels over een omgevingsverordening inhouden dat bij die verordening:
a. afwijkende regels kunnen worden gesteld,
b. nadere regels worden of kunnen worden gesteld.