Artikel 5.38 Ow
1. Voor zover een omgevingsvergunning betrekking heeft op:
a. een stortingsactiviteit op zee,
b. een milieubelastende activiteit, tenzij het gaat om een op grond van artikel 5.26, vierde lid, aangewezen geval,
c. een lozingsactiviteit op:
1°. een oppervlaktewaterlichaam,
2°. een zuiveringtechnisch werk,
beziet het bevoegd gezag regelmatig of de voorschriften van de vergunning nog toereikend zijn gezien de ontwikkelingen van de technische mogelijkheden tot het beschermen van het milieu en de ontwikkelingen met betrekking tot de kwaliteit van het milieu.
2. Onder ontwikkelingen van de technische mogelijkheden tot het beschermen van het milieu wordt ook verstaan de vaststelling van nieuwe of herziene conclusies over beste beschikbare technieken, bedoeld in artikel 13, vijfde en zevende lid, van de richtlijn industriële emissies.
3. Bij algemene maatregel van bestuur worden met het oog op het beschermen van het milieu regels gesteld over de wijze waarop het eerste lid wordt toegepast voor daarbij aangewezen activiteiten. Bij de maatregel kan worden bepaald dat daarbij gestelde regels alleen gelden in daarbij aangewezen gevallen.