Artikel 18.13 Ow
1. Het bevoegd gezag kan een bestuurlijke boete opleggen bij overtreding van:
a. op grond van artikel 4.1, eerste lid, met het oog op het behoud van cultureel erfgoed of van de uitzonderlijke universele waarde van werelderfgoed gestelde regels,
b. op grond van artikel 4.3, eerste lid, aanhef en onder h en i, gestelde regels,
c. het verbod, bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder a, voor zover in het omgevingsplan met het oog op het behoud van cultureel erfgoed of van de uitzonderlijke universele waarde van werelderfgoed een verbod is opgenomen om zonder omgevingsvergunning een activiteit te verrichten, en onder b,
d. artikel 5.4, voor zover in de omgevingsverordening met het oog op het behoud van cultureel erfgoed of van de uitzonderlijke universele waarde van werelderfgoed een verbod is opgenomen om zonder omgevingsvergunning een activiteit te verrichten,
e. het verbod, bedoeld in artikel 5.5, eerste lid, aanhef en onder a, onder 4°, en onder b, en vijfde lid, aanhef en onder a, onder 4°,
f. verplichtingen opgelegd krachtens artikel 19.9 in verbinding met artikel 19.3, tweede lid, of 19.4, eerste en tweede lid.
2. De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste het bedrag dat is vastgesteld voor de vijfde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht.