Het staat het bestuursorgaan vrij te kiezen tussen een last onder bestuursdwang en een last onder dwangsom, deze keuze behoeft op grond van artikel 5:32 Awb in beginsel geen nadere motivering | Raad van State 11 augustus 2004, ECLI:NL:RVS:2004:AQ6637 |
Een mondelinge last onder dwangsom als bedoeld in artikel 5:32 Awb is geen besluit in de zin van de Awb | Raad van State 15 oktober 2014, ECLI:NL:RVS:2014:3698 |
Als een overtreder van een last onder dwangsom als bedoeld in artikel 5:32 Awb bij de beslissing op bezwaar geen overtreder meer is (omdat hij/zij bijvoorbeeld geen eigenaar en/of exploitant meer is), dan moet dit bij de beslissing op bezwaar worden meegenomen | Raad van State 17 juni 1999, ECLI:NL:RVS:1999:AN6252 |
Alleen de overtreder van een last onder dwangsom als bedoeld in artikel 5:32 Awb is belanghebbende bij de last | Raad van State 10 december 2003, ECLI:NL:RVS:2003:AN9719 |
Bij een preventieve last onder dwangsom als bedoeld in artikel 5:32 Awb moet sprake zijn van een gevaar van een overtreding die met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid zal plaatsvinden en dat de overtreding met voldoende duidelijkheid in het besluit kan worden omschreven | Raad van State 6 april 2016, ECLI:NL:RVS:2016:935 |
Als een verzoek om een last onder dwangsom als bedoeld in artikel 5:32 Awb afkomstig is af van een niet-belanghebbende, dan is de reactie daarop geen besluit in de zin van de Awb | Raad van State 10 oktober 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3292 |
Een derde-belanghebbende kan bezwaar maken tegen de weigering tot het opleggen van een last onder dwangsom als bedoeld in artikel 5:32 Awb | Raad van State 18 mei 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BQ4962 |