Artikel 7:3 Awb
Van het horen van een belanghebbende kan worden afgezien indien:
- a. het bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk is,
- b. het bezwaar kennelijk ongegrond is,
- c. de belanghebbende heeft verklaard geen gebruik te willen maken van het recht te worden gehoord,
- d. de belanghebbende niet binnen een door het bestuursorgaan gestelde redelijke termijn verklaart dat hij gebruik wil maken van het recht te worden gehoord, of
- e. aan het bezwaar volledig tegemoet wordt gekomen en andere belanghebbenden daardoor niet in hun belangen kunnen worden geschaad.
Rechtspraak
De voorwaarden in artikel 7:3 Awb om van het horen in bezwaar af te zien, moeten restrictief worden toegepast | Centrale Raad van Beroep 4 maart 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:774 |
De beslissing om van het horen in bezwaar af te zien moet worden genomen op grond van hetgeen in het bezwaarschrift is opgenomen (artikel 7:3 Awb) | Raad van State 25 april 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1365 |
Als de naar voren gebrachte bezwaargronden de verwachting geven dat het horen in bezwaar van belang kan zijn voor de vaststelling van de feiten en omstandigheden, dan kan doorgaans niet van het horen worden afgezien (artikel 7:3 Awb) | Raad van State 16 november 2005, ECLI:NL:RVS:2005:AU6240 |
Als een belanghebbende niet reageert op een verzoek van een bestuursorgaan om aan te geven of hij/zij in bezwaar wil worden gehoord, dan kan het bestuursorgaan ervan uitgaan dat de belanghebbende niet hoeft te worden gehoord (artikel 7:3 Awb). Niet noodzakelijk is dat de belanghebbende expliciet aangeeft dat hij/zij niet wil worden gehoord | Raad van State 17 augustus 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2237 |