Het bijzondere rechtsmiddel herziening als bedoeld in artikel 8:119 Awb dient er niet toe om het geschil waarover bij uitspraak is beslist opnieuw aan de rechter voor te leggen. Ook is dit rechtsmiddel niet bedoeld om een partij de gelegenheid te bieden om argumenten die in een eerdere procedure naar voren zijn gebracht, of naar voren hadden kunnen worden gebracht, opnieuw of alsnog naar voren te brengen en op die manier het debat te heropenen nadat is gebleken dat de aangevoerde feiten en omstandigheden niet tot het gewenste resultaat hebben geleid. Uitsluitend indien zich feiten of omstandigheden als bedoeld in artikel 8:119, eerste lid, van de Awb voordoen, kan er aanleiding zijn voor herziening van een onherroepelijk geworden uitspraak. | Raad van State 7 december 2018, ECLI:NL:RVS:2018:4004 |
Belanghebbenden die geen partij bij de uitspraak zijn geweest kunnen geen verzoek om herziening als bedoeld in artikel 8:119 Awb indienen | Raad van State 5 november 2013, 201302547/2/A1 |
Een verzoek om herziening als bedoeld in artikel 8:119 Awb moet in beginsel binnen 1 jaar na de uitspraak worden ingediend | Raad van State 28 januari 2015, ECLI:NL:RVS:2015:310 |
Er kan om herziening ex artikel 8:119 Awb worden verzocht van een tussenuitspraak ex artikel 8:80a Awb | Raad van State 27 november 2013, ECLI:NL:RVS:2013:2197 |
Het verzoek om herziening van een uitspraak als bedoeld in artikel 8:119 Awb in een voorlopige voorzieningprocedure is niet mogelijk | Rechtbank ‘s-Gravenhage 26 maart 2003, ECLI:NL:RBSGR:2003:AF7687 |
Een tweede verzoek om herziening op een eerder (afgewezen) verzoek om herziening als bedoeld in artikel 8:119 Awb is niet passen binnen het systeem van de Awb | Raad van State 11 januari 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BV0599 |
Latere uitspraken die in een andere richting wijzen zijn geen reden om tot herziening van een uitspraak als bedoeld in artikel 8:119 Awb over te gaan | Raad van State 4 maart 2015, ECLI:NL:RVS:2015:622 |
Het argument dat een uitspraak is gebaseerd op een onjuiste rechtsopvatting is geen reden om tot herziening van een uitspraak als bedoeld in artikel 8:119 Awb over te gaan | Centrale Raad van Beroep 16 augustus 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:1430 |
Misslagen en procedurele fouten leveren geen nieuwe feiten en omstandigheden als bedoeld in artikel 8:119 Awb op | Raad van State 13 november 2002, ECLI:NL:RVS:2002:AF0316 |
Hoger beroep tegen een uitspraak van de rechter in eerste aanleg inzake een herzieningsverzoek als bedoeld in artikel 8:119 Awb is mogelijk | Raad van State 27 juli 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BX4821 |
Alleen uitspraken als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Awb (‘reguliere’ uitspraken) en in artikel 8:86 van de Awb (kortsluiting bij voorlopige voorziening) zijn uitspraken die voor herziening ex artikel 8:119 Awb in aanmerking komen (dus niet een uitspraak waarin bij wijze van ordemaatregel een voorlopige voorziening is getroffen) | Raad van State 23 januari 2023, ELI:NL:RVS:2023:239 |
Een arrest van het Hof van Justitie is geen novum, dat wil zeggen geen nieuw feit of een nieuwe omstandigheid op grond waarvan een uitspraak ex artikel 8:119 Awb kan worden herzien | Raad van State 12 juli 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1484 |
Artikel 8:119 Awb (herzien uitspraak) brengt niet mee dat een verzoek om herziening van een uitspraak nooit kan worden behandeld door de rechter die de uitspraak heeft gewezen waarvan herziening wordt verzocht | Hoge Raad 23 september 2022, ECLI:NL:HR:2022:1281 |
Een gedeeltelijke vernietiging van een besluit heeft weliswaar terugwerkende kracht, maar dit uitgangspunt gaat niet zo ver dat voor de toepassing van artikel 8:119 Awb (herzien uitspraak) de fictie moet worden aangehouden dat de (gedeeltelijke) vernietiging al heeft plaatsgevonden voordat de bestuursrechter de tot (gedeeltelijke) vernietiging van het besluit strekkende uitspraak heeft gedaan | Raad van State 5 oktober 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2870 |